78
4e afd.
29 juni 1972
Teneinde de behoefte aan voorlichting op de Heemsteedse scholen voor
voortgezet onderwijs te peilen, hebben wij ons bij brief van 28 december
1971 gewend tot de schoolartsen en de directies van deze scholen (dit zijn:
één gemeentelijke mavo-school, drie bijzondere mavo-scholen, het Chr.
Atheneum, de Pedagogische Akademie „de La Salle" en het College ,,Ha-
geveid"). Wij hebben hierbij gevraagd hun oordeel kenbaar te maken over
de noodzaak, c.q. de wenselijkheid en het nut van voorlichting.
Een samenvatting van de ontvangen antwoorden is voor u ter inzage ge-
legd. Op hun verzoek heeft de wethouder van Volksgezondheid op 11 fe-
bruari j.l. een gesprek over deze materie gehad met de jeugdleiders van
de drie alhier gevestigde jeugdhuizen.
De leiders van twee tehuizen drongen sterk £ian op het geven van voor-
lichting, zo mogelijk in schoolverband; zij zijn van oordeel dat druggebruik
onder scholieren hier meer voorkomt dan veelal wordt aangenomen, zij het
dat het gebruik meestal niet plaats vindt in of bij scholen en jeugdhuizen.
De leiding van het derde jeugdhuis is van oordeel dat hier geen jongeren
komen die drugs gebruiken; de bezoekers van dit tehuis zijn trouwens in
over.grote meerderheid werkende jongeren. Daar de ontvangen antwoorden
allerminst eensluidend zijn, hoewel de wenselijkheid van voorlichting in het
algemeen wel onderkend wordt, vond op 14 maart j.l. een bespreking plaats
tussen degenen die hun oordeel hadden kenbaar gemaakt en de wethouder
van Volksgezondheid; daarbij was ook dr. F. van Hee, als arts verbonden
aan het ziekenhuis „Vogelenzang", aanwezig.
Bij de aanwezigen bleek de bereidheid te bestaan om een of meer leraren
die bij de leerlingen een sterke vertrouwenspositie innemen, aan te zoeken
om als gesprekspartner op te treden voor leerlingen die met drugs in aan-
raking zijn gekomen en daardoor wellicht in moeilijkheden zijn gekomen.
Ook de jeugdleiders van het Hervormde Jeugdhuis en van „Het Oude Post-
huis" (r.k.) waren bereid tot deze taak. Hier ligt misschien een belangrijke
mogelijkheid om jonge mensen die door het gebruik van drugs in nood ver-
keren, de helpende hand te bieden. De meerderheid van de aanwezigen kon
zich het best vinden in de uitspraak die in het rapport van de commissie-
Baan onder het hoofd „Voorlichting en jeugdbeleid" aldus is geformuleerd:
„Naar de mening van de werkgroep moet de voorlichting over drugs uit-
eindelijk worden ondergebracht in een pakket gezondheidsvoorlichting en
-opvoeding, dat behoort tot het onderwijsprogramma. Daarin zouden aan-
dacht moeten krijgen: voeding, lichamelijke verzorging, beweging en sport,
sociaal gedrag, druggebruik en sex. Alleen zö kan worden vermeden dat het
druggebruik wordt gelicht uit een geheel van samenhangende leefgewoon-
ten en onevenredig aandacht krijgt." Ook ons college is van oordeel dat dit
de beste vorm is. Dit fmpiiceert dat de voorlichting o.i. behoort te worden
gegeven door de docenten van de school welke de leerlingen bezoeken.
Tevoren dient de docenten de nodige deskundigheid over drugs en alles wat
daarmee samenhangt te worden bijgebracht. Met uitzondering van de
Bronsteeschool zijn alle sCholen voor voortgezet onderwijs in Heemstede
bijzondere soholen.
De besturen van deze scholen zijn de eerst-aangewezen instanties om te
beslissen of en in hoeverre en op welke wijze zij willen meewerken aan
drugvoorlichting aan de leerlingen.
Dit betekent dat zij zullen moeten bepalen wie de voorlichting eventueel
zullen geven en zo de lararen daarvoor ingeschakeld worden wie hen
de nodige kennis zal bijbrengen. Verder zullen de besturen moeten beslissen
over de bij enige sohooldireeties levende vraag of de voorlichting aan de
leerlingen gegeven moet worden al dan niet in bijzijn van de ouders.
Omtrent de voorlichting aan de leerlingen van de Bronsteeschool hebben
de wethouders van Onderwijs en van Volksgezondheid op 29 maart j.l. een
gesprek gehad met de directeur van deze school. Het resultaat hiervan is