14 december 1972 392 Het komt mij voor dat in deze gedachtengang een miskenning schuilt van de bedoeling en de betekenis van het sport-verenigingsleven. Sport- verenigingen zijn geen bedrijven, openbaar of particulier, die maar eens duidelijk met de gevolgen van hun activiteiten geconfronteerd moeten wor- den. Neen, de besturen van deze verenigingen bestaan meestal uit mensen die geheel belangeloos veel inspanning en vrije tijd besteden aan een nuttig doel, de sociale en sportieve vorming van de jeugd. En moet men dan de noodzakelijkerwijs aan de sport verbonden over- heidsuitgaven voor deze besturen opstapelen alsof zij hiervoor rechtstreeks aansprakelijk zouden zijn? Hoe wil men besturen prikkelen tot zelfwerk- zaamheid en aktiviteit van haar leden voor een goed financieel beleid als bijv. 90% van de verenigingsbegroting door subsidie moet worden gedekt? Als men naar het concertgebouw gaat, wil men toch ook niet een bordje opgespeld krijgen, waarop staat dat de overheid de plaats voor 75 be- taalt Ik kan niet anders concluderen, mijnheer de Voorzitter, dan dat degenen die ernst maken met de gedachte de kosten van de sportaccommodatie rechtstreeks toe te rekenen aan de sportverenigingen, te veel oog heb- ben voor de economie van de gemeente en te weinig voor het sociale aspect van het werk dat door deze verenigingen wordt verricht. Blijft echter ook bij ons over de vraag naar de struktuur van de sport- stichting. Enerzijds achten wij het heel belangrijk dat raadsleden zitting hebben in het bestuur van deze stichting omdat daardoor een intensief kontakt met het sportleven ontstaat. Anderzijds kan men als raadslid/bestuurslid-sportstichting niet aan het gevoel ontkomen op twee stoelen tegelijk te zitten. Wij zullen graag ver- nemen of het college voor deze problemen een oplossing ziet en zien de toegezegde nota dan ook met belangstelling tegemoet. Ten overvloede wellicht, mijnheer de Voorzitter, merk ik nog op dat de sport bij ons een warme plaats heeft en dat wij voorstellen tot verbetering van de sportmogelijkheden steeds open en in principe positief tegemoet zullen treden. Voorop zal bij de beoordeling echter steeds staan, dat de aangewende middelen zoveel mogelijk mensen aktief bij de sportbeoefening betrekken, zelfs al zou dit ten koste van de passieve sportrecreatie moeten gaan. 5. Financiële lastenverdeling Men kan, sprekend over de lasten die de plaatselijke overheid de burgers oplegt, in grote trekken 3 categorieën lasten onderscheiden: le. de betalingen die rechtstreeks verband houden met geleverde diensten en die derhalve op kostprijsbasis door de burger/gebruiker worden vergoed. Hiertoe kan men onder meer rekenen de betalingen aan de gas-, water- en elektriciteitsbedrijven. 2e. de betalingen welke wel rechtstreeks verband houden met geleverde diensten, doch die om bepaalde motieven niet de kostprijs behoeven te dekken. Te denken valt aan de reinigingsrechten, begrafenisrechten e.d. Bij de berekening van deze tarieven is het gewenst een bepaalde verhouding tussen lasten en baten in acht te nemen. 3e. de betalingen welke losstaan van rechtstreeks geleverde diensten, zo- als grondbelasting, straatbelasting, personele belasting en eventueel rioolaansluitingsrecht. Wanneer het gaat over de verdeling van de noodzakelijke lasten over deze drie categorieën, en er vanuit gaande, zoals in onze concrete situatie, dat het belastinggebied nog niet tot het uiterste is benut, zouden wij in het algemeen de volgende methode een juiste achten.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1972 | | pagina 21