395 14 december 1972
dwingt tot onvoorwaardelijk partijkiezen in vraagstukken van maat-
schappelijke, sociale en economische orde; van menseiijke verhoudingen-
inkomenspolitiek; eigendom; gemeenschapsbezitkortom: in alle zaken diê
de grondslagen en de inrichting van de samenleving bepalen
In ®en dergelijke politieke opstelling is vanzelfsprekend slechts plaats
vo°r dle partijen, die ieder voor zich een bepaald maatschappijbeeld
voor ogen staat, en dat langs politieke weg en natuurlijk in een demo-
cratisch parlementair bestel ook metterdaad wensen te realiseren. Na-
tuurlijk mag neen môet! naar onze mening dat maatschappijbeeld
gevoed worden door religieuze, humanitaire, of gelijksoortige geestelijk/
zedelijke levenswaarden, maar als deelnemer aan het politieke leven zal de
pohtieke partij haar aanhang moeten verenigen op een politiek program!
Ons huidig partijwezen, mijnheer de Voorzitter, voldoet aan deze eis
maar ten dele, al moet erkend worden dat een zekere kentering zich bezig
is te voltrekken. De laatste verkiezing levert hiervan een zeer duidelijk
bewijs. Nimmer tevoren immers hebben zoveel confessionele kiezers zich
losgemaakt van de op confessie stoelende partijen, om zich bewust te
scharen achter de politieke partijen van links en rechts. Zou deze ontwik-
keling zich dôörzetten, en dat lijkt zeer aannemeiijk dan kan de tijd
met meer verre zijn waarin er meer klaarheid zal komen in de werkelijke
pohtieke krachtsverhoudingen en dat zou naar onze mening resulteren in
wat ieder van ons moet wensen: méér stabiliteit in het politieke leven.
Het is omwiiie van dit laatste dat wij de polarisatie als bruikbaar mid-
del în de politieke strijd aanvaarden. Want wat ons land de laatste 10 jaar
ten beste heeft gegeven aan instabiliteit op politiek terrein en op reg*e-
rmgsniveau, grenst naar onze oprechte mening aan het belachelijke. Daar-
aan moet wil de democratie in ons land instandblijven en tot verdere
bloei komen een einde worden gemaakt. Regeringswisselingen zijn in
een democratie een normaal verschijnsel en dus volkomen aanvaardbaar.
Maar een minimale continuïteit op regeringsniveau kan niet worden ge-
miSiTi ^111 e6n eenmaal ln &ang gezet beleid gelegenheid krijgen tot zijn
recht te komen, en wil aan de regerende partij(en) de gelegenheid wor-
den geboden te tonen wat zij wil(len).
Dit laatste, mijnheer de Voorzitter, is ook van groot belang voor het te
voeren gemeentelijk beleid. Uiteraard spreekt de polarisatie hier minder
sterk ma,ar het beleid van welke regering dan ook vindt nu eenmaal zijn
neerslag in wetten en regels, waarnaar de gemeenten hebben te handelen
Duidehjkheid in landspolitiek brengt ook duidelijkheid in het gemeentelijk
beleid. Het is om dit nog eens nadrukkelijk zo te stellen, dat wij ditmaal
wat uitvoerig op deze zaak ingaan.
Nu heeft de heer Van den Briel een onvervalst politiek geluid laten
horen. Ik heb daar 4 punten van opgetekend. In de eerste plaats zegt hij
dat de Partij van de Arbeid het 40 jaar oude kreupele ros van de klasse-
strijd van stal heeft gehaald. Verder heeft hij naar voren gebracht dat als
men de lonen door elkaar gooit, de kleine man er maar twee gulden per
week beter van wordt. De derde opmerking was: politieke minderheid is
met tot samenwerking bereid en tenslotte: het woord „onderneming" is
in de kringen van de Partij van de Arbeid een vies woord.
Mijnheer de Voorzitter, ik moet u zeggen dat het echt manhaftig klonk
zoals de heer Van den Briel zich opstelde maar ik geloof dat hij zelf toch
wei begrijpt, dat men op deze wijze niet over een andere partij en haar
beleid kan oordelen. Ik ben bereid om aan te tonen dat deze 4 onderwerpen,
vooral in de kontekst waarin zij geplaatst werden, eenvoudig niet wââr
zijn. Als er een klassestrijd is gevoerd en misschien zelfs nu nog wordt
gevoerd dan is dat niet een uitvinding van de Partij van de Arbeid,
noch van de socialist in het algemeen, maar is het eenvoudig een gevolg
van het feit dat we leven of leefden in een klassemaatschappij, waarin de