14 december 1972
418
reageren. Spreker meent dat als het over afgunst gaat dit vaak in de
eerste plaats wordt gezegd door mensen die zelf in de zon staan. Spreker
merkt op dat er duizenden lid van deze partij zijn geworden wetende, dat
zij daar zeker in materiële zin niet beter van zouden worden, waaraan
zij overigens geen pijn hebben. Juist in de laatste verkiezingsstrijd is zo
dikwijls van bepaalde zijde gezegd dat men van zijn eerlijk verdiende geld
graag zelf zoveel mogelijk wil houden, en spreker gelooft dat dit nu juist
de heer Van den Briel moet daar maar eens over nadenken, spreker
doet dat ook appelleren is aan het oerinstinct van de mens van: als ik
het maar heb. En niet: behalve ik is de ander er ook nog. Er zijn ook
mensen die naar het buitenland gaan, omdat het hen hier financieel te
benauwd wordt. Destijds heeft de heer Oolijn deze mensen, en spreker
weet niet of hij toen door het evangelie geïnspireerd was, betiteid als: de
onvaderlandse schobbers.
Wethouder WiUemse wil gaame de opmerking van de heer Van den
Briel beamen, namelijk, dat Heemstede in het kader van de fluoridering
toch belangrijke bedragen beschikbaar heeft gesteld om zoveel mogelijk
tegemoet te komen aan de bezwaarden die er zijn, en spreker vindt dat dit
echt wel eens mag worden opgemerkt als tegenhanger van de nog steeds
felle kritieken die regelmatig op ons blijven afkomen.
Spreker heeft met genoegen beluisterd dat praktisch alle fractievoor-
zitters de sport een warm hart toedragen. Enkele hebben zelfs gezegd
dat ze graag bereid zijn om de nodige financiën besohikbaar te stellen om
bepaalde sportaccommodaties nog verder te verwezenlijken. Ook de heer
Van den Briel heeft gezegd dat hij niet wil knibbelen aan de tot dusverre
beschikbaar gestelde financiën. Spreker wil nu niet ingaan op hetgeen de
heer Van den Briel naar voren heeft gebracht over de sportstichting, om-
dat daar morgen gelegenheid voor is. Spreker heeft wel begrepen dat de
heer De Ruiter het niet geheel met de stelling van de heer Van den Briel
eens is. Spreker gelooft dat men daar dus nog wel discussie over mag
verwachten. Spreker wil er toch nog iets van zeggen; hij hoorde namelijk
hij zal het goed nalezen als hij de algemene beschouwing van de heer
Van den Briel op sc'hrift voor zich heeft een zekere kritiek over de aan-
wending van de gelden die de sportstichting eigenlijk in zijn totaliteit ter
beschikking waren gesteld. Misschien heeft spreker het verkeerd gehoord
en is het niet als kritiek bedoeld. Spreker wil daarom deze zaak graag even
laten rusten. De heer Van den Briel heeft ook gesproken over zijn voorkeur
voor het plaatsen van deskundige burgers in de sportstichting; spreker
meent dat die er reeds waren. In de sportstichting zitten enkele pursang-
deskundigen, met daarnaast mensen uit de sportbeweging zelf, die met
elkaar, zo meent spreker, toch wel enigszins deskundig op sportgebied zijn.
Spreker zou het ook betreuren wanneer de sportstichting de medewerking
ook op dat punt zou missen van de raadsleden. Ook spreker vindt dat in
verband met de steeds stijgende kosten men toch wel een grotere waarde
mag gaan hechten aan de welzijnszorg. In het verleden is er nog al eens ge-
streefd naar welvaart; spreker meent dat het welzijn van steeds groter
belang wordt. In dit verband acht spreker de sport toch zeker wel iets dat
nauw met welzijn samenhangt. Door de nog steeds voortschrijdende inflatie
zal het steeds moeilijker worden om de inkomsten van onze sportaccommo-
daties gelijke tred te laten houden met de nog steeds stijgende uitgaven,
en spreker vreest dat ook in de komende jaren de uitgaven sneller zullen
stijgen dan de inkomsten verhoogd kunnen worden. Maar dat zijn allemaal
aspecten waar men binnenkort hij het verschijnen van de nota nog verder
met elkaar over zal kunnen praten.
De heer Brandsma, en ook andere fractievoorzitters, hebben het punt
aangeroerd van de sporthal. En met name kan spreker een soort harte-
kreet van de heer Brandsma begrijpen. Deze is een zeer gewaardeerd lid