14 december 1972 424 geweldig apprecieert. Verbaasd was spreker echter wel over het betoog van de heer Van den Briel in eerste ronde, met name gericht tegen collega Brandsma, waarin hij zo scherp de verwijten inzake de polarisatie plaatst. Hoewel spreker een „historicus van de koude grond" is, is hij toch wel oud genoeg om zich te herinneren dat de eerste partij in Nederland die het beginsel introduceerde van: ik wil niet met die of die partij samen- werken, de V.V.D. ten opzichte van de Partij van de Arbeid was. En daarom acht spreker in wezen dit verwijt onbillijk. Spreker weet wel dat collega Brandsma ruimschoots in staat is om zichzelf waar nodig te verdedigen, maar het moest spreker toch even van het hart dat naar zijn gevoel de V.V.D., maar dan in ruimer politiek opzicht, momenteel koekjes van eigen deeg geniet en daar wel wat moeite met de knabbel mee zal hebben. In antwoord op de heer Rücker zegt spreker dat men natuurlijk diepgaand kan analyseren wat de reden van een bepaalde achteruitgang is. Spreker weet ook wel dat 'hij sterk gestyleerd heeft in zijn voorstelling. Dat is voortgekomen uit een duidelijk gevoel van onbehagen over het gemak waarmede men altijd een ander de schuld geeft van zaken waarvan na- tuurlijk in wezen ook bij ons zelf een hele diepe kem ligt. Spreker ge- looft niet dat wil hij in alle eerlijkheid zeggen in het confessioneel op zich. Het moet inhoud hebben en dan moet het overkomen. En als dat inhoud heeft dan kan het ook bij de jongere generatie overkomen. Dat is wat spreker bedoeld heeft te zeggen. Het is veel te gemakkelijk om te zeggen dat men allemaal deconfessionaliseert. De A.R.-partij had vöôr de oorlog 17 zetels en na de oorlog 13 onder een regime van 100 kamerzetels, en dan is spreker er trots op dat zijn partij nu nog 14 zetels heeft, dus ook zijn partij heeft geen reden tot zelfverheffing in dit opzieht. Spreker ge'looft dat daar de kern van het falen ligt, maar hij gelooft ook dat daar de kern van de oplossing ligt en dat in dat geval, als men dat wil erkennen, de christelijke partij nog wel terdege een grote toekomst in Nederland heeft. Met de heer Brandsma gevoelt spreker behoefte om vooral morgen de discussie voort te zetten daar waar het gaat op het gebied van de volkshuisvesting. De heer Brandsma en spreker denken in dit opzicht over veel zaken hetzelfde. Wel vailt het spreker geregeld op dat niettemin een verschil in denken toch altijd hierin tot uitdrukking komt, dat in de so- cialistische partij zoveel gedacht wordt over de rechten van de mens en dat bij sprekers partij zoveel sterker het accent ligt op de plichten van de mens. Beide aspecten hebben waarheid, spreker wil ze geen van beiden missen, maar toch ligt daar vaak een indringend verschil in benadering van de vraagstukken. Spreker vond de parabel van de heer Van Tongeren ook mooi. Hij heeft zich alleen afgevraagd of de heer Van Tongeren zich wel realiseerde dat toen hij al die kladderaars naar het schilderij in het atelier stuurde, daar al een schilderij hing dat voor ongeveer 90% klaar was. Voorts vraagt spreker zich af of het schilderij, als iedereen naar eigen inzichten en bovendien naar verhouding van de pot verf die hij op grond van ons democratisch beginsel behoort te hanteren, na gereedkomen in hoofdzaak oranje zou zijn. Dat zou misschien een overweging zijn die hem nog wel eens van deze gemeenschappelijke collectieve schilderkunst zou kunnen weerhouden. De heer Brandsma heeft van de voorzitter begrepen dat wat spreker aanvoerde over het verkeersplan een nadere bespreking zal krijgen, mis- schien wel niet op de wijze die spreker graag zou zien, maar toch nog een verdere bespreking zal ondergaan in de verkeerscommissie, waaruit een voorstel of althans een advies aan burgemeester en wethouders geboren zal worden, waarna de raad dan uiteraard iets op tafel krijgt. Wat de voorzitter opmerkte over het beleidsplan van de heer Van Tongeren, moet spreker van het hart dat principieel tegen de opvattingen van de heer Van Tongeren weinig valt in te brengen. Spreker heeft ook niet begrepen dat

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1972 | | pagina 53