14 december 1972
428
houders, van mening dat het gewenst is te onderzoeken öf het gewenst is te
komen tot het opstellen van een algemene beleidsnota met ingang van
1974, verzoekt het college de commissie algemene zalken te vragen hier-
over advies uit te brengen vöör juni 1973". Dat dit ter sprake komt in de
commissie voor algemene bestuurszaken lijkt spreker zeer belangrijk en
hij zou graag weten of de raad hier achter kan staan.
De voorzitter vraagt door wie deze motie wordt ondersteund.
De heer Van Tongeren antwoordt dat er nog maar twee handtekeningen
onder staan, maar neemt aan dat er wel meer leden zijn die de motie
willen ondersteunen.
De voorzitter stelt om praktische redenen voor om de motie dan morgen
in stemming te brengen, omdat de materie duidelijk betre'kking heeft op
vraag 1 van het afdelingsverslag. Als een voorstel van orde stelt spreker
dit aan de raad voor, omdat men anders weer beschouwingen gaat krijgen
van betrokkenen, terwijl iedereen bovendien zijn stemmotivering zou gaan
uitspreken. Spreker ziet geen enkele reden om dit punt niet bij vraag 1
aan de orde te ste'llen.
De 'heer Brandsma vraagt waarom het college de motie niet ovemeemt,
want dan valt er niets te stemmen. Bovendien wordt er eigenlijk gevraagd
aan de commissie voor algemene bestuurszaken om zich daar eens over te
buigen. Spreker vraagt zich af wat daar voor bezwaar tegen is.
De voorzitter laat dat aan de raad over en vraagt daar morgen een
uitspraak over te doen. Het college neemt de motie op het ogenblik niet
over, anders had hij dat de raad wel medegedeeld.
De heer Brandsma vraagt of het college er bezwaar tegen heeft dat de
commissie voor algemene bestuurszaken dat bekijkt
De voorzitter zegt dat het cöllege een duidelijke visie op een algemene
beleidsnota heeft gegeven en hij heeft er geen behoefte aan om de discussie
te heropenen.
De heer Jager heeft toch enige moeite met het voorstel dat de voor-
zitter nu doet, omdat hij het een logische consequentie van de algemene
beschouwingen vindt, om nu ter afsluiting daarvan deze motie in stem-
ming te brengen.
De voorzitter brengt nu in stemming het voorstel van het college om
morgen de stemming te houden over de motie van de heer Van Tongeren
c.s., hetgeen dus bij punt 1 van de memorie van antwoord aan de orde zal
komen.
De heer De Buiter vindt eigenlijk het nu afdwingen van een stemmlng
hoogst onbillijk. Alle fracties hebben algemene beschouwingen gehouden
en zo ook spreker, doch hij heeft geen motie ingediend over de vraag of
confessionele partijvorming gewenst is. Allen hebben hun deel ingebracht,
helemaal anticiperend dat deze onderwerpen morgen stuk voor stuk aan
de orde komen. Om nu een stemming te vragen vindt spreker onjuist.
Natuurlijk heeft de 'heer Van Tongeren het recht om hier stemming over
te vragen, maar spreker wil duidelijk verklaren dat hij om redenen van
eerlijke verdeling van de spreekmogelijkheden bezwaar heeft tegen de
procedure die van die kant wordt voorgesteld.
Uitgebracht worden 17 stemmen voor en 3 stemmen tegen het voorstel
van de voorzitter, zodat het voorstel is aangenomen.
Tegen het voorstel stemden de heren Brandsma, Van Tongeren en Jager.
De voorzitter zegt in antwoord op de heer Van den Briel, dat de com-