24
4e afd.
1 februari 1973
VERWEER TEGEN VORDERING TOT SCHADEVERGOEDING I.V.M.
BEPERKENDE CLAUSULE INZAKE GEBRUIK LOODS AAN DE
HAVENSTRAAT.
Aan de Raad,
De heer G. P. Teeuwen, alhier, heeft de gemeente laten dagvaarden
in verband met zijn eis tot vergoeding van de schade welke hij meent
geleden te hebben wegens de beperkende clausule, die wij indertijd hebben
gesteld voor gebruik van de loods Havenstraat 67. Hij eist een bedrag van
59.411,—.
Zoals wij u op 23 maart 1972 hebben bericht, deelde Plaatmaterialen
Rote-Westzaan N.V. op 22 september 1970 aan ons mede dat zij een ge-
deelte wilde huren van het perceel Havenstraat 67; zij zou hieraan de
bestemming van opslagplaats van plaatmaterialen voor verkoop aan de
aannemerij willen geven. Op 19 oktober 1970 hebben wij geantwoord dat
tegen bedoeld gebruik geen bezwaren bestonden; wij vestigden er daarbij
de aandaeht op dat de verkoop van materialen vanuit de opslagplaats aan
particulieren, de detailhandel dus, niet kon worden toegestaan.
Deze toevoeging kwam naar ons oordeel overeen met de bedoelingen van
de n.v., die verkoop aan de aannemerij wenste. Zij heeft dan ook op geen
enkele wijze bezwaar gemaakt tegen deze toevoeging. Wij kunnen dan ook
niet aannemen dat zij op grond daarvan een kleiner gedeelte van de loods
heeft gehuurd dan zij aanvankelijk van plan was en dat de heer Teeuwen
daarom öôk zonder hiertegen bezwaar te maken een investering van
rond 50.000,heeft gedaan.
In de dagvaarding wordt gesteld dat de heer Teeuwen ter plaatse sedert
1918 detailhandel heeft uitgeoefend, namelijk verkoop van brandstoffen
aan particulieren. Dit is o.i, niet juist: de heer Teeuwen leverde kolen en
olie af aan de huizen van zijn klanten met gebruik van eigen vervoer-
middelen. De bestemming van de loods was ook blijkens de constructie
en inrichting opslagplaats van olie en kolen. Detailhandel zou met deze
bestemming in strijd zijn, zodat bij uitoefening van detailhandel sprake
zou zijn van overtreding van artikel 352, lid 2, van de Bouwverordening,
waarin het verbod is opgenomen om niet in een bestemmingsplan be-
grepen bouwwerken en hun aanhorigheden te gebruiken in strijd met de
bestemming, die zij blijkens hun constructie dan wel inrichting hebben.
Naar ons oordeel is in casu beslist geen sprake van enige onrechtmatige
daad onzerzijds. Wij stellen u dan ook voor tot het voeren van verweer
tegen de vordering van de heer Teeuwen, zo nodig ook in hoger beroep en
cassatie.
De op deze zaak betrekking hebbende stukken iiggen voor u ter inzage.
Heemstede, 16 januari 1973.
Burgemeester en wethouders van Heemstede,
De secretaris,
J. M. Kruitwagen.
De burgemeester,
W. H. D. Quarles van Ufford.