132
24 med 1973
laten meewegen gezien het standpunt van de raad in zijn toekenning- van
gelden ook aan voLstrekt honorabele en zelfs zeer humane doeleinden er-
gens in de wereld. Spreker zegrt „ergens", omdat hij denikt aan een toekom-
stig nog niet nader in te vullen tijdstip, waarop de raad nog wel eens een
verzoek of een comité op zijn weg zou kunnen ontmoeten.
De heer Kücker vraagt de vergadering enige ogenblikken te schorsen
voor nader overleg.
De voorzitter sdhorst de vergadering te 21.46 uur en heropent de ver-
gadering te 21.50 uur.
De heer Bücker stelt namens alle fracties voor, om voor het doel waar-
voor thans een bijdrage wordt gevraagd, een symbolische bijdrage te geven
•van 1000,Spreker wil hier nadrukkelijk aan toevoegen dat er alle
begrip is bij de voorstanders van deze suggestie, dat er raadsleden zijn die
om strikt persoonlijke en overigens ook honorabele redenen bezwaar hebben
tegen dit voorstel.
De voorzitter verklaart namens het college dat het bereid is dit voorstel
over te nemen en overeenkomstig de wens van de raad uit te voeren.
De 'heer Brandsma merkt op dat het mogelijk is dat hij het college
aanleiding heeft gegeven om zich gegriefd te voelen. Spreker van zijn
kant 'heeft zich ook gegriefd gevoeld door het standpunt van het college,
dus wat dat betreft is de stand gelijk. De voorzitter heeft echter ook gezegd
dat spreker zich op bijna insinuerende wijze heeft uitgelaten over het col-
legestandpunt, en dat begrijpt spreker niet. Spreker meent dat men hem
toch wel voldoende kent om te weten dat hij de dingen altijd ronduit
pleegt te zeggen, en hij heeft in zijn leven wel ervaren dat dit niet altijd
goed valt; daar heeft hij begrip voor. Men kan er echter van overtuigd zijn
dat er achter sprekers woorden nooit slechte bedoelingen zitten.
De heer Jager acht het een betreurenswaardige situatie waarin het col-
lege de raad heeft gebracht. Spreker vindt dit punt van de ingekomen
stukken van een dermate belang, dat dermate konsekwenties heeft gehad
in deze vergadering die het college naar zijn mening had kunnen voor-
zien dat deze zaak eerst met de fractievoorzi'tters had moeten worden
besprbken. Hij vraagt waarom er een commissie voor algemene bestuurs-
zaken 'bestaat waar dit soort zaken van tevoren tussen fractievoorzitters
namens hun fracties en college kunnen worden besproken, zodat 2 schor-
singen op dit punt volkomen overbodig zouden zijn geweest, omdat men
dan geweten had hoe men hier tegenover stond. Tenslotte vraagt hij per-
soonlijk aantekening dat hij geacht wenst te worden tegen dit voorstel
te hebben gestemd.
Mevrouw Gaasterland betreurt dat zij niet op hetzeifde standpunt kan
staan als haar fractiegenoot. Zij heeft het om verschillende redenen moeilijk
me dit voorstel, redenen waaromtrent zij zich niet verplicht voelt nader
in te gaan. Het resulteert echter wel hierin dat zij zich stelt achter het
standpunt van het college.
De voorzitter merkt op dat het bepaald niet zo is dat ronduit spreken,
zelfs eventueel snierend spreken als dat het geweest ware, voor het college
aanleiding zou kunnen of mogen zijn om te reageren op de wijze zoals
spreker namens het gehele college 'heeft gedaan. Als er naar aanleidirig
van een zakelijke opstelling van het college gespröken wbrdt over gegriefd
zijn, moet het college hierin een persoonlijk gegriefd zijn proeven, want
spreker kan zich niet voorstellen dat iemand zakelijk gegriefd is. Dus
moeten er diepere oorzaken en diepere vermoedens aanwezig zijn, tenzij
een slordige woordkeus een rol heeft gespeeld, wat bij een oud-parlemen-
tariër als de heer Brandsma, bijna uitgesloten moet worden geacht. Dit is