24 mei 1973
139
sporten en hun beoefening te maken hebben en waar deskundigen uit
die sporten hun adviezen over geven en aan de andere kant de beleids-
zaken, die eigenlijk alleen maar door dat deel van het bestuur dat uit
raadsleden bestaat, besproken wordt. Bij de huidige regeling worden beide
groepen door het hele bestuur besproken, wat heel veel tijd kost en waar
langdurig overleg heen en weer voor nodig is. Bij de door spreker voor-
gestelde reorganisatie komt de 2e groep onderwerpen in zijn geheel naar
de vergaderingen van het college en de raadscommissie. De eerste groep
behoort samen met beheer en exploitatie van de sportaccommodaties tot
de typische taak van de sportmensen, komende uit de sportverenigingen.
E!en ander punt: er is een subcommissie ingesteld die de noodzakelijkheid
van de uitbreiding van het aantal tennisbanen moet beoordelen; een bij
uitstek technische commissie dus. Van de 5 leden ervan waren 3 raads-
leden, zodat het vraagstuk, waar deze banen moesten komen, hetgeen een
typisch beleidspunt is, erbij betrokken werd en bijzonder veel tijd nodig was
om er uit te komen. Een splitsing in technische sportzaken tegenover
beleidszaken en behandeling ervan in het betreffende gezelschap zal veel
efficiënter werken.
Een zeer belangrijk voordeel vaji sprekers voorstel is ook dat het in
tegenstelling met de huidige regeling, in belangrijke mate de openheid
bevordert: alle zaken de sport betreffende zullen dan volgens de normale
democratische kanalen behandeld worden: college, raadscommissie voor
sportzaken en openbare raadszitting.
Het tweede deel van het probleem gaat over de financiën. Evenals bij de
algemene beschouwingen in december j.l. zegt spreker nog eens met
nadruk dat zijn fractie de bedragen, die aan sportbeoefening besteed wor-
den, niet wii verminderen. Maar zijn fractie wil wel een beter overzicht
fcrijgen hoe die bedragen worden uitgegeven. Het is toch in hoge mate
ingewikkeld dat in hoofdstuk VIII, par. 7, volgnr. 27-100, voor de sub-
sidies en contributies van diverse verenigingen en instellingen bij D, Sport
en recreatie staat opgesomd: Stichting Sportpark HBC f 35.000,en
daama de jeugdsubsidies voor de verschillende sportverenigingen tot een
totaal bedrag van ongeveer 7.000,Tenslotte staat ineens bij volgnr. 27-
190 vergoeding nadelig saldo van f 260.000,op de expioitatie der Heem-
steedse Sportparken en dat zijn net zo goed betalingen om bepaalde sport-
verenigingen hun nuttig werk te kunnen laten doen.
Zijn dat geen subsidies? In het antwoord van het bestuur van de
Heemsteedse Sportstichting aan het college staat: „Het bestuur stelt zich
voorts in overgrote meerderheid op het standpunt, dat het niet juist is te
spreken van verkapte subsidies omdat er in principe helemaal geen sprake
is van subsidieverlening. Gesteld wordt dat we te maken hebben met
voorzieningen op sportgebied, welke de overheid de bevolking aanbiedt,
voor het gebruik waarvan een bepaalde vergoeding verschuldigd is."
De overheid biedt Groenendaal aan de hele bevolking aan voor ieders re-
creatie, maar de sportparken worden aangeboden aan een groep sport-
beoefenaars in verenigingsverband. De verenigingen hebben een ledental
variërend van één met ongeveer 850, één van 400 tot éen van 80 leden.
Als raad zulien we deze heel belangrijke actieve recreatie met genoegen
financieel steunen, maar van grote aantallen passieve recreanten is op het
Sportpark helaas geen sprake op dit moment. De mening van zijn fractie
is dat een financiële huishouding van een gemeente, waar het geld opge-
bracht door de burgers wordt uitgegeven, volkomen duidelijk en open moet
zljn. Op de tegenwoordige manier van verantwoording komt totaal niet
tot uiting dat RCH en HBC om precies dezelfde redenen geld uit de over-
heidskas krijgen, namelijk omdat de contributies van de eigen leden niet
voldoende zijn om een goede mogelijkheid te bieden tot sportbeoefening.
RCH gebmikt het gemeentelijk sportpark en krijgt zogenaamd geen
subsidie volgens het bestuur van de sportstichting en HBC exploiteert met