24 mei 1973
151
boden zou zijn om dat zelfde woord te gebruiken bij andere sportivereni-
gingen, die precies hetzelfde doel nastreven, alleen gebruik maken van de
gemeentelijke accommodaties. Spreker stelt -niet voor om de andere vereni-
gingen hoger te subsidiëren, hij vraagt een bepaald bedrag, hetgeen merk-
waardigerwijze uitkomt op de bedragen die de gemeente vraagt van de
verschillende sportverenigingen die op gemeentelijke sportterreinen hun
sport beoefenen. Dus het is helemaal niet zo dat hij een bepaalde vereniging
meer of minder zou willen belasten. Wat de uitholling van de taak van het
bestuur van de Sportstichting betreft, meent spreker dat integendeel de
andere bestuursleden uit de particuliere sector een veel grotere verant-
woordelijkheid krijgen, want die bepalen gezamenlijk in het bestuur van
de Sportstichting wat er gaat gebeuren en wat de exploitatie en alles zal
omvatten, onder goedkeuring van het college en van de raad. Dit is dus
geen uitholling van taken, integendeel, de leden worden zwaarder met hun
neus op de verantwoordelijkheid gedrukt, omdat de raadsleden hierin niet
meer verantwoordelijk zijn voor het besluit van het bestuur. In een be-
stuur dat uit verschillende mensen bestaat, ziet s-preker alle leden van dat
bestuur dezelfde verantwoordelijkheid hebben voor wat dat bestuur besluit.
En als die raadsleden in dat bestuur zitten, dan zijn zij net zo goed ver-
antwoordelijk voor de besluiten die dat bestuur neemt, dan de andere leden,
en daarmede juist wordt volgens spreker de onafhankelijk controlerende
taak en onafhankelijke opstelling van die raadsleden tegenover besluiten
van het bestuur waar ze zelf verantwoordelijk voor zijn, in moeilijkheden
gebracht. Misschien is dit een pessimistische opvatting over de mogelijk-
heden van het zich opstellen van de raadsleden, maar spreker meen.t dat
om de verantwcordelijkheden goed te scheiden en onze verantwoordelijkheid
als raadsleden goed vast te leggen, die binding er niet moet zijn.
Wethouder Van Wijk verlaat de vergadering te 23.42 uur.
De heer Jager verwijst de heren Van Ark en Van den Briel naar het
boek ,,Gemeenterecht" van Oud, een partijgenoot van hen. Misschien dat
ze daaruit het een en ander kunnen halen, waardoor ze sprekers betoog
beter kunnen begrijpen. Spreker vraagt het college hoe het staat met zijn
vraag ten aanzien van het huurcontract. Voorts vraagt hij de wethouder
heeft gezegd dat hij daar geen bezwaar tegen heeft of het college bereid
is om de goedkeuring van de begroting van de Sportstichting in het ver-
volg door de raad te laten geschieden.
Wethouder Van Ark zegt naar aanleiding van de opmerkingen van de
heer Brandsma over de collectieve voorzieningen, dat er natuurlijk collec-
tieve voorzieningen zijn, waarbij het college naarstig streeft naar dekking
van de kosten. Spreker denkt bijvoorbeeld aan gas- water en elektriciteit.
Het zwembad zou men kunnen subsidiëren op de wijze zoals aitijd het
Minerva-theater gesubsidieerd is geworden.
Wethouder WiUemse gelooft dat het bezwaar dat bij de V.V.D. op dit
moment leeft ten aanzien van de controlerende functie, in het verleden
zelden of nooit tot enige moeilijkheden aanleiding heeft gegeven. Als de
heer Van den Briel vraagt of de berekeningen opgenomen kunnen worden
in de begroting, dan heeft spraker daar persoonlijk geen bezwaar tegen,
maar wil dat graag overleggen met het college. Het zijn overigens dezelfde
berekeningen die de raad eens gekregen heeft inzake de bedragen die een
vereniging betaalt en wat de kostprijs is van deze aceommodatie. Of deze
cijfers nu als losse bijlage verstrekt worden of verwerkt worden in de be-
groting, kan spreker nog niet overzien. Spreker wijst er nogmaals op dat
er nergens sprake is van verdoezeling. Spreker heeft geen bezwaar dat een
vereniging-gebruiker van de accommodatles weet wat het object dat ze
gebruiken, nu eigenlijk de gemeente kost. Hij zou zich zelfs kunnen voor-
stellen dat het nog positief zou kunnen werken als een bestuur tot de