66
4e afd.
28 juni 1973
VOORBEREIDING HERZIENING BESTEMMINGSPLANNEN
De Raad der gemeente Heemstede;
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 5 juni j.l.;
gelet op artikel 21 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening;
BESLUTT:
I. te verklaren dat een herziening van het bestemmingsplan wordt
voorbereid voor de navolgende terreinen, welke zijn aangegeven op
de bij dit besluit behorende tekening;
1. de terreinen gelegen ten westen van de spoorlijn en ten noorden
van de Zandvoortselaan;
2. een strook, variërende van 40 tot 80 m breedte, gelegen onmid-
dellijk ten westen van de spoorlijn en ten zuiden van de Zand-
voortselaan, voor zover niet opgenomen in het gebied waarvoor
bij zijn beslult dd. 24 mei 1973, nr. 54, de herziening van het
bestemmingsplan in voorbereiding werd verklaard;
3. een strook ter breedte van 70 m, gelegen onmiddellijk ten
westen van het gedeelte van de Herenweg tussen de Manpadslaan
en de Rivierenbuurt;
4. de terreinen tussen de Van Merlenvaart en de Dr. Schaepmanlaan
(ten oosten van de Glipper Dreef
5. de terreinen ten noorden van de Glipper Zandvaart, welke zich
van de Ringvaart af in een strook ter breedte van 110 m
uitstrekken in noordwestelijke richting tot aan de noordwestelijke
grens van het bestemmingsplan ,,De Glip I";
6. de terreinen ter weerszijden van de Prinsenlaan, voor zover ge-
legen tn de nog van kracht zijnde herziening 54 van het bestem-
mingsplan;
7. de terreinen ten noorden van de Kerklaan, ten oosten van de
Burgemeester van Lennepweg, ten zuiden van de Koediefslaan en
ten westen van de Blekersvaartweg;
II. te bepalen dat het verboden is binnen de onder I bedoelde gebieden
zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burge-
meester en wethouders aanlegvergunningde navoigende werken
geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of
te laten uitvoeren, een en ander met uitzondering van normale onder-
ho udswerkzaamheden
a. ontginnen; bodem verlagen of afgraven; ophogen; egaliseren;
scheuren van grasland;
b. het aanleggen of verharden van wegen, paden of parkeergelegen-
heden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
c. 1. buiten de erven van bedrijfsgebouwen en woningen:
het opslaan, deponeren, lozen of storten van al dan niet afge-
dankte of aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken voor-
werpen, stoffen of produkten, alsmede het aanleggen of in-
riohten van opslag-, stort- of bergplaatsen, behoudens voor-
zover een en ander nooidzakelijk is
in verband met het beheer geric'ht op de instandhouding
van de landschappelijke of natuurwetenschappelijke waarde
van de gronden, of in verband met de uitoefening van het