28 juni 1973
158
af te leggen, hetgeen haar wenselijk lijkt, al zou het alleen maar zijn
om bepaalde misverstanden te voorkomen of uit de weg te ruimen. Zijn
fractie heeft alleszins begrip voor de reactie van de heer Bonsel, ook al
ziet zij deze zaak anders. Zij vertaalt de opvatting van de heer Bonsel als
volgt: Als men wat wil doen voor het 25-jarige Israël, doe dan ook wat
voor een andere belangrijke groep mensen, die door de gang van zaken
in het midden-oosten zwaar gedupeerd is; die in vluchtelingenkampen
moeten leven, die in kommervolle omstandigheden verkeren en zelfs van
hun fundamentele mensenrec'hten zijn verstoken. Als men de zaak zo
stelt, dan valt daar weinig tegen 'in te brengen. Maar de raad heeft
vorige maand gepoogd te zeggen dat de bijdrage aan het jeugdcentrum
in Jerusalem niet ten doel had iets voor Israël te doen, integendeel, het
doel was iets te doen voor alle partijen die bij het conflict in het midden-
oosten zijn betrokken. Spreker heeft ook gezegd weinig vertrouwen te
hebben in de machten die in het midden-oosten de touwtjes in handen
hebben ter oplossing van de problemen die daar liggen. Daarom heeft
spreker zijn hoop gevestigd op de wereldjeugd, dus niet alleen op de
jeugd van Israël, ook niet alleen op de Palestijnse jeugd, ook niet alleen
op de Arabische jeugd, maar op de jeugd van alle landen, die élkaar in
het jeugdcentrum zal kunnen ontmoeten en zich het lot van alle volkeren,
en zeker van de verdrukte volkeren, waar ook ter wereld, zal willen aan-
trekken. Zö gezien is er dus geen sprake van dat welk voorstel dan ook,
een tegenhanger kan zijn van wat de raad de vorige maand heeft be-
sloten. Natuurlijk blijft de vraag over of er dan niets gedaan moet worden
aan het vraagstuk van de Palestijnse vluchtelingen. Persoonlijk zegt
spreker daar uit de grond van zijn hart ,,ja" op, maar dan niet in de
vorm van incidentele inzamelingen. Naar zijn mening zal voor de hulp
aan de Palestijnse vluchtelingen en andere categorieën, een permanente
financiële voorziening moeten worden getroffen via de intemationale in-
stellingen, zoals het internationale Bode Kruis, de Verenigde Naties en
zijn diverse onderafdelingen, die zich met vraagstukken van hulpver-
lening van deze aard en van deze omvang bezig houden. Zô gezien kan
sprekers fractie het advies van het college omtrent het verzoek van de
heer Bonsel volledig voigen.
De heer Jager stelt zich op het standpunt dat het verlenen van bij-
dragen uit de gemeentekas niet de geëigende weg is om dlt soort zaken
aan te pakken, onafhankeiijk vanuit welke politieke kleur of met welke al
dan niet politieke doelstelMngen een dergelijk verzcek komt. Hij vindt dat
zaken als ontwikkelingshulp, humanitaire bijstand, sociale hulpverlening
in rampsituaties en in mceilijke gebieden in de wereld, taken van de rijks-
overheid zijn. Spreker had dan ook vorige maand inzake de bijdrage aan
het Nationaal Comité Inzameling 25 jaar Israël kunnen volstaan met dat
standpunt in te nemen, en zich dus kunnen conformeren aan de gedachten-
gang van het oollege, en tegen de bijdrage te zijn. De raad heeft echter ge-
meend wel een bijdrage te moeten leveren, naar sprekers mening daar-
mede een politiek itein in de raad aan de orde stellend, dat wezens-
vreemd is aan de gemeentepolitiek waarvoor wij hier zitten. Spreker werd
op dat moment feitelijk gedwongen, zonder nadere motivering en zonder
nadere discussie, politiek stelling te nemen. De stelling van het college
dat de heer Bonsel de zaak in de politieke sfeer trekt, is dan ook juist,
maar spreker vindt dat de heer Bonsel daarmede in goed gezelschap is,
namelijk de grootst mogelijke meerderheid van deze raad. Het enige
aspect van dit soort zaken, waar naar hij meent de gemeente wel een taak
heeft is, dat de gemeente zich wel bezig zou kunnen houden en moeten
houden wellicht, met het verschaffen van faciliteiten aan groepen bur-
gers, die met dit soort zaken bezig willen zijn; maar dan ook weer on-
geacht de politieke kleur die daaraan gegeven wordt. Di't alles in het