Par. 2 Bestemmingen ten behoeve van ander gebmik
Artikel 8
Verhardingen
De gronden aangewezen voor verhardingen zijn bestemd voor de aan-
leg van wegen en voetpaden.
Deze gronden mogen niet worden bebouwd of door bebouwing worden
overdekt.
Artikel 9.
Water
De gronden aangewezen voor water zijn bestemd voor het aanleggen van
een gracht, vijver of andere waterpartij.
Op en boven deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, die geen
gebouwen zijn, ten behoeve van de waterbeheersing of de verbinding van
oevers worden gebouwd.
Par. 3 Gebruiksbepalingen
Artikel 10.
Gebruik van gebouwen
1. Het is verboden nadat de bestemming overeenkomstig het plan is
verwezenlijkt enig deel van een eengezinshuis aan zijn bestemming tot
woonruimte te onttrekken of te gebruiken voor doeleinden van andere
aard.
2. Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het be-
paalde in het eerste lid als strikte toepassing van het daarin vervatte
verbod leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebmik welke
niet door dringende redenen gerechtvaardigd wordt.
Artikel 11.
Gebruik van onbebouwde gronden
1. Het is verboden onbebouwde gronden te gebruiken of te laten ge-
bruiken:
a. als opslagplaats voor bagger en grondspecie;
b. als opslagplaats voor vaten, kisten, al dan niet voor gebruik ge-
schikte werktuigen en machines of onderdelen daarvan, oude en
nieuwe bouwmaterialen, afval, puin, zand, grind en brandstoffen;
c. als opslagplaats voor al dan niet voor gebmik geschikte vervoer-
middelen of onderdelen daarvan en
d. als standplaats voor kampeerwagens, woonwagens en andere soort-
gelijke verblijfsmiddelen;
2. Het verbod vervat in lid 1 geldt niet in het geval, dat een in dat lid
genoemde vorm vam gebruik van de grond verenigbaar is met de be-
stemming van de desbetreffende grond ingevolge het plan; het in lid 1
genoemde verbod geldt evenmin voor:
a. het opslaan of het laten opslaan van specie die is vrijgekomen bij
het onderhoud van watergangen, op die gronden die krachtens
wettelijk voorschrift tot het bergen daarvan verplicht zijn;
b. het opslaan van nieuwe bouwmaterialen en van puin en andere oude
bouwmaterialen op grond waarop of waarin onderhouds-, herstel-,
bouw- of slopingswerkzaamheden worden uitgeoefend, mits deze
zaken voor de uit te voeren werkzaamheden nodig, of van het bouw-
werk dat hersteld of gesloopt wordt, afkomstig zijn en in dit laatste
geval niet langer dan een maand na het einde van de werkzaam-
heden ter plaatse aanwezig blijven;