30 augustus 1973
190
antwoord is. Wat hem echter het meest opvalt is, dat in de brief in het
geheel niet gesproken wordt over een heel ander belangrijk aspect rond
akties zoals die tot nu toe in het land, en zelfs in een nabuurgemeente,
zijn gevoerd met betrekking tot het gescheiden inzamelen van glas, name-
lijk, het psychologische effect daarvan, namelijk het bijbrengen van mileu-
besef bij een aantal mensen; de bereidheid om iets te doen voor dit milieu;
om op een gegeven moment te ontdekken dat je er iets voor kunt laten of
dat je er op een gegeven moment een stuk extra aktiviteit voor kunt ont-
wikkelen. Spreker meent ook begrepen te hebben dat in de meeste ge-
meenten, waar men met deze akties is begonnen en ze nog voortzet, dât
een van de belangrijkste aspecten van de glasakties zijn. Hij kan zich wel
verenigen met de gedachtengang dat men het inzamelen van glas niet zo
erg ziet zltten. Spreker gelooft ook dat glas nu niet een van de grootste
milieuvervuilende zaken is waarvoor men nu direct een grote inspanning
zou moeten plegen; er zijn andere stoffen die veel schadelijker zijn. Bo-
vendien gelooft hij dat het herinvoeren van statiegeld, waar wij helaas als
gemeente niet veel aan kunnen doen, een effectiever middel zou zijn dan
het gescheiden inzamelen van afvalglas. Toch vraagt hij of het college
ook nog naar andere middelen wil zoeken om de mensen dat stuk milieu-
besef bij te brengen. Spreker heeft het laatste jaar heel weinig bemerkt
van aktles in de richting van bijbrengen van milieubesef bij de burgers. Het
is geruime tijd geleden dat in de raad gesproken is over de milieucontro-
leur; spreker gelooft dat deze zaak in een vrij ver gevorderd stadium is,
maar over wat deze man zal gaan doen, met name in relatie tot de kwes-
tie van het milieubesef, heeft hij de laatste tijd bijzonder weinig gehoord.
Gezien in dat licht ko'mt deze zaak enigszins afwachtend en aarzelend over.
De heer Van der Hulst merkt op dat over deze zaak in het verleden in
de commissie voor openbare werken diverse malen is gesproken. Wat nu in
de brief van het college staat is het resultaat van wat zich toen al aan het
aftekenen was. Hij begrijpt de moeilijkheden wel. Aan de andere kant staat
in de brief niet duidelijk of de gescheiden inzameling bepaald een nood-
zaak is: a. om reden van vervuiling van het milieu; is het wer kelijk nade-
lig als het glas bij het andere vuil vermalen wordt en heeft dat bepaalde
gevolgen? b. is het verantwoord om steeds opnieuw, zonder daar weer het
glas zelf voor te gebrulken, in zulke grote hoeveelheden glas te moeten
aanmaken? Met andere woorden: worden de grondstoffen die daarvoor
gebruikt worden ooit schaars, of stelt men dat het in hoofdzaak toch zand
en silicium betreft, hetgeen geen problemen geeft. Dit laatste vindt hij
belangrijk, want wil men gaan inzamelen, dan moet het natuurlijk ook
ergens wel nodig zijn. Als de grondstoffen, die voor de fabricage van glas
gebruikt worden, in een dusdanige hoeveelheid aanwezig zijn dat men daar
de eerste eeuwen nog niet over hoeft te piekeren, dan begint natuurlijk de
noodzaak voor inzamelen minder te worden.
Wethouder Van1 Wijk is met de heer Jager van mening dat de economi-
sche noodzaak in deze affaire een zeer ondergeschikte rol speelt en moet
blijven spelen, en dat het psychologisch effect dat van het inzamelen van
glas kan uitgaan veel belangrijker is. Sprekers persoonlijk inzicht en er-
varing in dit opzicht is, dat men bij dit soort zaken altijd dezelfde mensen
ziet, die toch al voldoende milieubewust zijn, en al degenen die men er
graag zou zien, ziet men niet. Men kan er over discussiëren of er zo nu en
dan één bekeerd wordt, maar dat er een groot psychologisch effect van
zal uitgaan, ziet spreker helaas niet. De ervaring in andere gemeenten is
dat sommige mensen het glas ter plaatse neersmijten, en als ze niet snel
genoeg hun spullen kwijt kunnen dan wachten ze niet. De ervaringen
elders leren dus dat het allemaal niet zo goed ging en de inzameling zeker
geen voorbeeld werd van hoe het nu eigeniijk moet met de rommel die men
op wil ruimen. Het heffen van statiegeld schijnt economisch niet meer