232
27 september 1973
kan blijken of, en in welke ricshting eventueel, de middenstand in Heem-
stede uitgebreid moet worden, welke winkels er zijn, welke winkels er niet
zijn en waarvan er genoeg zijn.
De vraag is gesteld waarom Stad en Landschap is ingeschakeld. Spreker
meent dat het er helemaal niet toe doet of het ene instituut het onder-
zoek verricht of het andere, als het maar een instituut betreft dat over
de mogelijkheden beschikt om een enquête te houden en in staat is om een
goede enquête te houden. Het college heeft het volste vertrouwen in Stad
en Landschap, dat ervaring heeft in hei 'houden van enquêtes. Waarom zou
men, als men voor de rest ook steeds Stad en Landschap inschakelt, nu
Stad en Landschap uitschakelen en in zee gaan met het Centraal Instituut
voor het Midden- en Kleinbedrijf, dat, hoewel spreker de werkwijze van
dit instituut niet zo goed kent, beslist ook wel ervaring zal hetaben, doch
voor Heemstede voor de rest van de proiblemen geen taak heeft.
De heer Van den Briel heeft met genoegen gehoord dat het college ten
opziohte van dit plan nog geen opsteliing heeft. Sprekers fractie heeft dit
ook nog niet en het lijkt hem ook niet juist om deze opstelling alvast te
fixeren voordat alle gegevens binnen zijn. Spre'kers fractie is op het ogen-
blik ook nog in het stadium van luisteren en verzamelen van gegevens.
Spreker vindt dat als aan Stad en Landsehap gevraagd is om een plan te
maken, dat dan inhoudt dat wij er van overtuigd zijn dat zij dat objectief
en wetenschappelijk doen. Spreker ziet ook geen bezwaar om deze enquête
aan hen toe te vertrouwen omdat hij envan overtuigd is dat zij dat vol-
komen betrouwbaar en objectief zullen uitvoeren. Over de algemene op-
merkingen van de voorzitter over inspraak enzovoort, gelooft spreker dat
men juist in dit geval zo uitgebreid mogelijk moet proberen op de hoogte
te komen van wat iedereen van dit plan vindt. Overigens (meent spreker
dat ook de Batavieren wel degelijk hun volksvergaderingen onder een oude
e'ik hielden, waar door de bevolking veel besluiten werden genomen met
meerderheid van stemmen.
De heer De Ruiter wil voorop stellen dat ibij hem niet de gedaohte is
opgekomen dat Stad en Landschap zich te buiten zou gaan aan een sub-
jectief onderzoek. Spreker wil dat duidelijk stellen, omdat hij het instituut
en haar medewerkers hoögacht en gelooft dat zij goed werk verrichten.
Spreker merkt op dat het van belang is vanuit welke gezichtshoek men
een bepaaid probleem toenadert. Die is vam het Centraal Instituut voor
het Midden- en Kleinbedrijf een geheel andere dan van Stad en Landschap.
Het is spreker er niet om te doen dat deze enquête moet worden toever-
trouwd aan het Centraal Instltuut voor het Midden- en Kleinbedrijfhij
wil een geheel andere vraagstelling aan hen richten, namelijk: hoe groot
moet !het winkeloppervlak in Heemstede zijn en van het centruim-wihkel-
gebied? Misschien is dit wat erg ongenuanceerd uitgedrukt, maar spre'ker
bedoelt dus per sé niet om deze enquête naar een ander instituut over te
hevelen, maar om een zeer specialistisöh onderzoek naar het aspect van
het winkeloppervlak door een instituut dat daarop ten zeerste gespeciali-
seerd is. Het Centraal Instituut voor het Midden- en Kleinbedrijf kent
verschillende afdelingen, één daarvan is ongetwijfeld toekend, dat is dat
van de bedrijfsadviezen en financiering; maar een ook zeer belangrijk
onderdeel is de afdeling planologie, dat zich voortdurend juist met situering
en onderzoek naar winkelcentra bezig houdt, en als zodanig een zeer
gespecialiseerde instelling is. Hij meent daarom dat nu ieen verkeerde
volgorde wordt voorgedragen en dacht dat het reëel was om te stellen dat,
nu men bijna aan het einde van de eerste fase van het onderzoek van het
plan is, het juist zou zijn deze zaak, na alles wat er gepasseerd is, eerst
weer eens in de betrokken commissies aan de orde te stellen om te peilen
hoe de raad in grote trekken hier nu over denkt. Mocht de raad menen