27 september 1973
233
dat er verder moet worden gegaan in deze richting dan heeft het college
wellic'ht gelijk dat deze onderzoeken strikt noodzakelijk zijn. Mocht echter
blijken dat de raad voldoende gegevens meent te hetoben olm al dan niet
in deze ingeslagen richting verder te gaan, dan kan het college daarop
zijn verder toeleid toaseren. Spreker vindt dat men thans onnodig voor-
uitloopt op de aan de gang zijnde ontwikkeling. Hij is het eens met de wet-
houder van financiën dat het tweede onderzoek veel belangnjker îs dan
het eerste. Hij heeft dat ook in verschillende icommissies steeds toetoogd.
Als er tot een deling van verschillende functis zou moeten worden over-
gegaan, da.n legt hij het aspect liever bij het tweede deel van het onder-
zoek dan bij het eerste. Voorshands blijft spreker het beter vinden om nu
niet te besluiten tot deze onderzoekingen, maar om dat, als dat dan nog
nodig 'is, in een latere fase te doen.
De heer Rücker merkt op dat gesuggereerd wordt om het Centraal
Instituut voor het Midden- en Kleinbedrijf eventueel in te schakelen
bij het uitvoeren van de enquête. Spreker meent gelezen te hebtoen hij
kan zich niet precies herinneren waar, dat ook dat instituut op haar
beurt dergelijke aktiviteiten overdraagt aan meer geëigende instituten.
Het zou dan wel eens kunnen zijn, dat men op een gegeven moment via het
Centraal Instituut toch weer terecht komt toij de instantie die nu voorge-
steld wordt.
De heer Van Tongeren heeft zich hogelijk verbaasd over de opimerking
van het college, dat het nog geen mening heeft. Het college is nu toijna
twaalf jaar toezig om deze zaak voor te foereiden, en dan Vindt spreker
het vreemd dat het college nog geen mening heeft. Toen het plan tijdens
de informele raadsvergadering aan de raad werd gepresenteerd, meende
spreker dat het college, na alle samenspraak met Stad en Dandschap, dit
plan van voldoende zwaarte vond om ter discussie te stellen en dat het
daar dus ook achter stond. Sprekers fractie wil ten aanzien van dit plan
nu eindelijk eens aan de slag; zij wil dat het plan met z'n allen goed wordt
doorgenomen, waama men met een goed voorstel kan komen waaro-ver
men met eikaar veel meer kan discussiëren. Hij wil dan ook voorstellen
om de concept-vragenlijst zeer snel door te nemen 'met de commissies en
ter discussie te stellen; dan vindt spreker dat dit onderzoek zijn nut kan
hebben. Aanvankelijk had spreker zijn twijfels over dit voorstel, maar de
mogelijkheid om toevoegingen en vraagpunten als raad te kunnen m-
brengen, vindt hij een positieve gedachte. Spreker zou graag een posntiever
benadering willen hetotoen van de voorzitter als deze stelt dat het niet on-
waarschijnlijk is dat de door spreker geopperde vragen worden opgeno-
men in het enquêteformulier. Misschien in een andere toewoording, maar
hij zou die vragen toch graag in het formul-ier zien verwerkt. Ook wil hij
weten of, als het karakter van het centrum anders wordt, misschien de
grote parkeerterreinen en de afbraak van zovele huizen niet nodig zijn.
Dat acht hij toelangrijk en dat kan men door vraagstelling bereiken; spre-
ker weet niet of Stad en Dandsehap dat in eerste instantie zelf ook op die
wijze doet. Inzake de toevoegingen die zo'n centrum karakter geven, wil
hij weten höe de burger daarover denkt. Spreker heef-t het cultureel cen-
trum reeds genoemd, waardoor het centrum een gemêleerder karakter
krijgt en niet alleen maar koopcentrum is, maar ook 's avonds meer leven
vertoont en overdag meer mensen laat zien die zich op een gezelliger wijze
bewegen dan nu het geval is. Spreker hefhaalt zijn vraag of het college
bereid is om, zodra de gegevens ui-t dit onderzoek bekend zijn, met de
raad zeer uitvoerig en indringend hierover te gaan praten.
De heer Jager wil zich nadrukkelijk distanciëren van de toenadering van
de voorzitter van de inspraakgedachte, hetgeen naar sprekers mening een
verkeerde toenadering van het bestuur inhoudt.