29 november 1973
271
Is derrkbaar; en dat is nu net de ruimte die spreker graag zou willen
reserveren om te besturen en een beleid te voeren.
Met de vragen van mevrouw Diel heeft spreker wel enige moeite, omdat
hij zioh zelden een situatie kan voorstellen dat de vraagstelling änderdaad
zo zou moeten zijn als mevrouw Diel naar voren brengt. Ook het college
heeft zich wel eens afgevraagd of de burgerij meteen ter informatie tech-
nische tekeningen moet worden getoond, doch het meent dat dergelijke
zaken toch wel heel wat verbeelding vragen, want daarbij behoort een
beredenering en toeidchting, en daarom heeft spreker met de vragen van
mevrouw Diel moeite.
Spreker meent dat een debat over de openbaarheid van commissiever-
gaderingen meer op zijn plaats is foij de begrotingsfoehandeling.
Natuurlijk poogt het college zijn beleid zoveel mogelijk aan te passen
aan nieuwe inzichten, waar het dat in het foeleid ook juist acht. De raad
kan daarover dan weer zijn oordeel geven en weer meesturen. Tenslotte
meent spreker dat de bewoners zeer zinvol hun zaak door de heer Van Dijk
hebben doen voordragen. Hij heeft daar geen enkele kritiek op, maar het
woord „overval" acht spreker wel wat erg zwaar.
Mevrouw Diel imeent begrepen te hebben, dat het college de mensen in
de toekomst wil inlichten over eventuele veranderingen in hun straat en
dan eigenlijk hun opmerkingen wil afwachten. Daar kan zij zich ook wel
mee verenigen; het is alleen een iets andere weg dan zij voorstelde.
De voorzitter zegt dat het niet zozeer om een enquetering gaat, alswel
om de mensen de mogelijkheid te geven zich te kunnen informeren.
Mevrouw Diel meent dat dan wel de mogelijkheid moet worden gegeven
om hierop te reflecteren, of zij het er mee eens zijn of niet, juist omdat
deze mensen de situatie tor plaatse veel beter kennen dan wie dan ook.
Men gaat iets dergelijks toch met elkaar bespreken, want dat is eigen-
lijk in dit geval ook gebeurd, want toen op een gegeven moment de her-
strating begon, is tnen de deuren langs gegaan om de mensen te vragen
of zij het met de plannen eens waren of niet. Dus in feite blijft het pre-
cies hetzelfde.
De heer Van Tongeren had gehoopt dat bij het college dezelfde menta-
liteitsverandering aanwezig was, zoals nu bij de bevolking naar voren
komt. Het college kan wel stellen dat het volkomen nieuw voor hem is
dat men geen parkeerhavens wil hefofoen, maar er is zojuist gesproken
over het ,,Eiland Rozenburg" en het college weet dat men ook daar geen
voorstander is van parkeerhavens omdat de trottoirs zo smal worden dat
men er de kinderen niet meer op kan laten spelen.
Spreker is verbaasd over de opmerkingen van de heer Van Wijk als
deze spreekt over de inspraak en over een lappendeken. Elf jaar geleden
woonde spreker in Amsterdam, en hij herinnert zdch dat de foewoners van
de Johan Verhulstlaan aldaar het destijds heel mooi vonden dat ze een
brief kregen van de burgemeester van Amsterdaïn, waarin stond dat er in
die straat parkeerhavens zouden worden aangelegd. Toen reeds kon dit
dus in Amsterdam al, maar thans in Heemstede blijkbaar nog steeds niet.
Wethouder Van Wijk merkt op dat het woord „mentaliteitsverandering"
een modewoord is, dat al te gemakkelijk wordt gebruikt. Men spreekt
graag over mentaliteitsverandering als men ze'lf een bepaalde richting uit
wil. Dan gaat men eenvoudig stellen dat de mensen in het algemeen zo
denken; men handelt aldus in vele gevallen niet om onwaarachtig te zijn,
maar men dient naar sprekers gevoelen erg voorzichtig te zijn 'met der-
gelijke grote woorden. Een mentaliteitsverandering kan men soms ten
dele zien uit verkiezingsuitslagen of uit tussentijdse uitslagen enzovoort.
Het college is beslist wel bereid om alles wat tot hem komt te verwerken
in de eigen meningsvorming. Het gevaar van de inspraak is bijvoorbeeld