29 noverober 1973
281
gemaakt m-et betrekking tot de tariefstelling. De verhouding van de be-
lasting tussen de gebruikers en de zakelijk gerechtigden is thans, zoals
de heer De Ruiter opmerkte, 1 1,77. Het college acht het blijkens de
aanbiedingsbrief aannemelijk dat deze verhouding in de loop der jaren
zal tenderen naar de wettelijke maxima, welke resulteren in de verhou-
ding 1 1,25. Het college ac'ht het, blijkens zijn nota van aanbieding,
logisdh om de ilastenverdeling in het midden te doen liggen en het tarief
te bepalen op getallen, die 'tussen de twee verhoudingen inliggen, te weten
1 1,5. Men kan zlch met evenveel reden afvragen of het nu niet praktisch
is om de verhouding 1 1,25 meteen ingang te doen vinden. Spreker heeft
met veel belangstelling geluisterd naar het heldere betoog van de heer
De Ruiter en daarin worden elementen aan de orde gesteld en worden
bepaalde gedachten ontwikkeld die hem aanspreken. Hij wil daarom eerst
het antwoord van het college, ten aanzien van hetgeen de heer De Ruiter
heeft opgemerkt, afwachten, alvorens zijn fractie haar standpunt ten
aanzien van de door het college voorgeste'lde tariefstelling definitief zal
innemen.
Inzake de konsekwenties van de nieuw in te voeren belasting 'heeft
spreker zich gerealiseerd dat het nog niet allemaal goud is wat er blinkt.
Hij doelt hierbij speciaal op de realiteit, dat er in de nieuwe wetgeving
een nieuwe belastingplichtige kategorie bijkomt, namelijk die van de ge-
bruikers-niet eigenaren van een bedrijfspand. Een zodanige last komt
hiermee in een hoek terecht waar zij, naar de mening van sprekers
fractie, op dit moment juist niet behoort terecht te komen. De groep mid-
denstanders heeft momenteel de wind zeker niet in de zeilen, en gegeven
de realiteit dat zij toch al zo conjuctuurgevoe'lig is, is dit toch wel iets
waar men even bij stil blijft staan. De structuur van de wetgeving heeft
echter als onontkoombare konsekwenties dat bedoelde groep belasting-
plichtigen niet buiten sc'hot kan worden gelaten. Het is ook wat meer
aanvaardbaar deze konsekwentie op de koop toe te nemen nu zijn fractie
uit een aantal vanwege het codlege verstrekte becijferingen met betrek-
king tot de toepassing van het voorgestelde tarief is gebleken, dat de
feitelijke heffing, dus de feitelijke konsekwentie ten laste van de categorie
welke spreker bedoelt, in de praktijk redelijk mag worden genoemd.
Spreker is het eens met de vorige sprekers wanneer men stelt, dat er
wel door het college naar moet worden gestreefd om ten aanzien van de
vrijstellingen de grootst mogelijke uniformiteit te betrachten ten aanzien
van gelijke situaties in deze regio, en naar zijn gevoelen zal de Kennemer-
raad hier een uitstekend trefpunt zijn voor deze gedachten. Ten aanzien
van het resultaat van deze belastingheffing heeft het college voorgerekend
dat dit de gemeente een extra opbrengst geeft van 425.000,Dat is
dan het bedrag dat in vorige tijden naar het rijk ging. Spreker meent een
toch wel comfortabel resultaat, athoewel, wanneer men de begroting voor
1974 kritisch doorlicht, met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijk-
heid mag worden gesteld, dat dit extraatje voor de dekking van de uit-
gaven, op te nemen in de begroting 1975, uitermate welkom, zo niet on-
ontbeerlijk zal zijn. Dat er vooralsnog een fiscaal gebied onbeploegd blijft
en er nog een Sinterklaassurprise van f 375.000,in de gemeentelijke
klomp blijft liggen, is het tweede positieve gevolg van de aan de raad
ter goedkeuring voorgelegde belastinginaatregel. Resumerende, geeft
sprekers fractie steun aan het voorliggende ontwerp, zij het dan onder het
voorbehoud, zoals hij zojuist heeft gesteld.
Tenslotte merkt spreker op dat zijn fractie er van bevoegde zijde op is
geattendeerd, dat bij koninklijk besluit van 14 oktober 1971, waarbij nadere
richtlijnen worden gegeven ten aanzien van deze belastingverordenmg, is
bepaald dat niet geheven zal mogen worden van de gebouwde eigendom-
men waarvan de ondergrond bestaat uit ten behoeve van de land- of bos-
bouw 'bedrijfsmatig geëxploiteerde cultuurgronden. Anders zou men kun-