jwjîj/jk 29 november 1973 289 vertelt dat 1.209.000,f 684.000,ongeveer uitkomt op 1,77 en dat f 1.125.000,620.000,1,81 als uitkomst heeft. Daaruit blijkt dus dat de tendens die het college suggereert, namelijk, dat geleidelijk het even- wicht weer wordt hersteld van 1,77 naar 1,5, om tenslotte te eindigen bij 1,25, in het geheel niet aanwezig is, maar dat het college de 1,5 bereikt door middel van een injectie van buiten af, die in de voorgaande bereke- ningen nooit aanwezig was, doch nu geïntroduceerd wordt. Spreker meent dus dat 'het cöllege die 1,5 pas in werkelijkheid bereikt door het tarief de vertoouding 1 1,25 te geven. Dan pas valt men terug op 1 1,5 en dat is de kern van sprekers betoog. De wethouder is, naar sprekers gevoelen, hieraan voorbij gegaan, want hij heeft hier geen verweer tegen gehoord. Wettoouder Verkouw vraagt of de heer De Ruiter in zijn denken ook verdisconteerd heeft dat een zakelijk gerectotigde, die nu in een vrij groot pand woont en meer gaat betalen, aan de andere kant -omdat hij bij- voorbeeld veel antiek in zijn huis heeft en prachtig meubilair de per- sonele belasting van f 1.500,straks niet meer hoeft te toetalen. De toeer De Ruiter wil duidelijk stellen dat zijn betoog niets ter zake doet voor degenen die zowel zakelijk gerechtigde als gebruiker tezamen zijn. De eigen woningtoezitter is toierbij volkomen indifferent, want hoe men de optelsom ook maakt, voor hem blijft het altijd hetzelfde. Als zodanig doet dat aspect niet ter zake. Wethouder Van Ark zegt dat het college, of men nu uitgaat van 1 1,77 of van 1 1,81, op een gegeven moment toe wil naar 1 1,25. Men kan dat nu geleidelijk aan doen of in één keer, maar voor spreker gaat het om twee dingen. In de eerste plaats dat het college ten aanzien van de ge- bruikers, bestaande uit 2 categorieën ten eerste de categorie die nu al gebruiker is en geen eigenaar, dat zijn in het algemeen de mensen die sociaal misschien wat zwakker zijn, en ten tweede de mensen die er tot nu toe buiten vallen.dat zijn de mensen in gebruikspanden die nu wel moeten worden toelast het wat kalm aan wil doen. In de tweede plaats komt dit punt volgend jaar weer aan de orde. Uit het antwoord van de wethouder begrijpt de heer Rücker dat hij de gedachte die de heer De Ruiter ontwikkelt rekenkundig juist acht, maar dat het college om principiële redenen los daarvan vindt 'dat, in dit sta- dium althans, een zodanige oplossing moet worden gekozen, waardoor de nieuwe categorie belastingbetalers, gezien de diverse nevenoverwegingen, die reeds voldoende aan de orde zijn gekomen, aJlttoans op dit moment, zo laag mogelijk wordt belast, terwijl als het in de toekomst nodig mocht blij- ken, misschien al volgend jaar, om die toelastingdruk te verhogen, het col- lege dan in ieder geval toch de mogelijkheid heeft die in geleidelijktoeid te doen verlopen. Afgezien van de juistheid of onjuisttoeid van de stelling van de heer De Ruiter, begrijpt de heer Nederveen in het antwoord van de wettoouder, dat äls er nu tarieven worden vastgesteld voor 1975, die in 1974 worden verwerkt ook via commissies en waardebepaling enzovoort die ta- rieven dusdanig in de lucht hangen dat deze in 1974 nog wijzigingen kun- nen ondergaan. Hij vraagt waarom die tarieven dan niet opengelaten worden. Wethouder Van Ark antwoordt dat zulks in een belastingverordening niet is toegestaan. De belastingverordening moet worden vastgesteld en daarin moeten bedragen worden opgenomen. In de loop van 1974 wordt de grondslag vastgesteld en gaat 'het college vaststellen wat de waarde is van de diverse panden. Daaruit resulteert een totaalwaarde van on- roerende goederen, waaruit weer resulteert wat er aan opbrengst nodig is, en daardoor wordt het percentage pas bepaald.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1973 | | pagina 33