EE S^'eS,1 290 29 november 1973 Wethouder Verkouw acht deze gang van zaken ook eleganter tegenover de nieuwe raad, die bovendien het recht heeft om de tarieven van alie MSt "le™ van ae 'belaating, verordening, weike wij bezig zijn kritisch te beoordelen en vast te stellen Om dan a'ls uitgangspunt te nemen dat er volgend jaar een nieuwe raad De raadaasïe,Tdeaar aan te brenSen- acht spreker onjútet De raad stelt deze verordenmg nu vast en dan moet dat nu zo goed moge- k pschmden met behuip van de beperkte inzichten die er nu zijn. Voorts bhjft m sprekers betoog staan dat er in de gedachtengang van de wet- hn™d h8fn Ian een overë"ang van 1,7 naar 1,5 en naar 1,25 hoewel het college dat bij herhaling stelt. Spreker houdt staande dat er verhoudmg wordt geschapen die de andere kant op gaat Niet van 1 7 voorlicifr maar Vtn 1,7 naar 1,S- sPreker moet helaas constateren dat de nffdif Va? 1 colleSe omtrent de verhouding daamaar geweest is omdat zij appels en peren met elkaar vergeleken heeft. Spreker heeft reeds gesteid dat het een feit is dat de totale optorengst van de zakeliik gerechtigden m 1975 en in 1974 op dezelfde groep betrekking heeft Als hij daar tegenover dezelfde groep van de gebruikers plaatst, dus ook de fno,e,p ?.an 1974 en 1975 en dan weet spreker dat er bij de zakelijk ge- wf? a? r? andere men^en zitten dan verandert die verhouding van 1 77 n 1,81. Ovorigens zat in de verhouding van het college van 1 77 naar i 5 ook reeds deze rekenkundige vermenging, dus spreker mag die van hét college overnemen, en dan zegt hij dat het college gaat van 1,77 naar 1,81. Wethouder Van Ark gaat niet van 1,77 naar 1,81, maar gaat van 1 81 naar 1,5, want de nleuwe verhauding" is 1 1,5. H0DKo,h®!r De K"iter,merkt op dat het colIeê:e schrijft: „De verhouding van belastingen terzake van onroerend goed tussen gebruikers en zakeliik InrreeferlgwdriiS 1J7' Daarover ^aat geef verschil van men!ng Spreker wijst erop dat de groep gebruikers en de groep zakelijk gerechtig- ageVai ni? °P defeIfde S1"06? onroerend goed toetrekking hebben, en fî! iair mt ^rs i16 n m trekken betrekking op woningen en de zakelijk gerechtigden op woningen en bedrijfspanden. Die verhouding is 1 1,77. Als hij nu dezelfde groep neemt dus weer de groep van wo- ningen voor de gebruikers, en voor de zakelijk gerechtigden de groep wonmgen en bedrijfspanden, en over die verhouding spreekt het college dan stijgt door de nieuwe belastingwetgeving de verhouding tussen die twee groepen van 1,77 naar 1,81. Dat valt met artikel 6, waarin het col- wftf h T6 .!11 Van f 3'~ en f 4,50 neerleg"t. niet weg te redeneren. Want het college mengt zelf de groepen in zijn voorstel. Spreker kan dus met anders doen dan de cijfers van het cöllege in de benadering over te nemen omdat het dat zelf zo doet. Spreker zou gaarne zien dat men nu meteen naar de wettelijk vastge- stelde verhouding ging. 6 De 'heer Nederveen vraagt, als de verhouding nu zou worden 1:15 exe usief de nieuwe groep betalers, wat die verschuiving dan zou betekenén en hoe de verhouding dan komt te liggen. De heer De Ruiter antwoordt dat dit dan precies het percentage zou betekenen dat hij voorstelt. De heeir Van Emmerik merkt op dat inzake de kassen is gesproken over een algemene maatregel van bestuur. Spreker gelooft dat eigenlijk met wat m artikel 9 van de algemene maatregel van toestuur staat, de weg naar de uitleg van de Hoge Raad is afgesneden en dat die niet meer ter- zake doet, want artikel 7 zegt namelijk met evenzoveel woorden, dat de

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1973 | | pagina 34