16 31 oktober 1974 dienst openbare werken. Ten aanzien van het onderbrengen bij de politie merkt hij voorts op dat uit het voorliggende stuk, maar dan gezien in samenhang met het stuk uit februari 1973, duidelijk blijkt dat het college meent dat een groot deel van de taken die de mi1ieucontroleur moet gaan uitoefenen eigen- lijk politietaken zijn, terwijl nu tevens bij de aantrekking van de tweede man ook weer, en dan met nog meer nadruk wordt gewezen op de toestanden in Groenendaalhetgeen tevens, meent spreker, een politie- taak of weHicht de taak van een boswachter is. In de laatste verga- dering van de commissie voor openbare orde en veiligheid is gesproken over het aanlijngebod er. de controle op de naleving daarvan. Gesteld is toen dat bij het nu binnenkort aanwezig zijn van twee milieucontroleursêën van hen daarop hopelijk meer toezicht zou kunnen gaan uitoefenen, omdat de politie daarvoor, gezien de zeer vele taken die zij heeft, onvoldoende mogelijkheid heeft. Ook dat wijst in de richting van een aanvullende politionele taak. Spreker wil voorop stellen, zeker ook na de uitvoerige discussie gister- avond in de commissie, dat hij alle begrip heeft voor de structurele overbelasting van ons te kleine politie-apparaat. Hij meent echter dat het onjuist is om de mi1ieucontroleurs zozeer te gaan gebruiken als de overigens ook naar zijn oordeel noodzakelijke versterking van het politiekorpsNaar zijn mening wordt daardoor onvoldoende recht gedaan aan de echte milieutaken van de milieucontroleurs. Hij vindt dat zich hier wreekt dat een duidelijke taakomschrijving en een duidelijk kader waarbinnen de man moet funtioneren in het geheel van het milieubeheer, in welke taakomschrijving ook prioriteiten aan de verschillende taken die zo'n man zou kunnen uitoefenen kunnen worden aangegeven, ontbreekt. Wat betreft het ruimere kader met betrekking tot het terugvallen op technische know how en informatie wil hij er opnieuw voor pleiten dat het college ervoor zorgdraagt dat deze mensen, in afwachting van even- tuele mogelijkheden die bij het gewest hopelijk op wat kortere termijn dan men in 1973 moest verwachten aan de orde zullen komen, kunnen terugvallen op technische informatie en technische know how eventueel bij een andere gemeente, waarbij dan met name gedacht zal moeten wor- den aan het bureau mi1ieuhygiëne van de gemeente Haarlem en het bureau afvalwatercontroie van de gemeente Haarlem. Tenslotte wijst spreker op het feit dat wij sinds 3 september 1974, de installatie van deze raad en de verkiezing van het college van burge- meester en wethouders, een wethouder voor de milieu hebben. Hij vraagt dan ook op welke wijze, nu deze milieucontroleurs zijn ondergebracht bij het politiekorps en naar hij heeft begrepen uit het voorstel van 1973 ook zeer nadrukkelijk ondergeschikt zijn aan de hoofdinspecteur van politie, de wethouder voor milieuaangelegenheden zijn verantwoor- delijkheid ten opzichte van de raad in het kader van het milieubeleid en het milieubeheer kan waarmaken. Hij kan zich voorstellen dat het college meent te moeten stellen dat deze mensen niet loslopend kunnen zijn. Eventueel rechtstreeks onder de wethouder voor milieuaangelegen- heden zou op zich mogelijk zijn, maar is niet gebruikelijk. Maar het lijkt hem zeer wel mogelijk dat er een rechtstreekse lijn gaat ont- staan tussen de wethouder voor milieuaangelegenheden en de milieucon- troleurs, zonder dat dit direct allemaal'via de ambtelijke bevelslijn van een politiekorps dient te lopen. Spreker gelooft dat hier een duidëlijke taak ligt voor de wethouder voor milieuaangelegenheden

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1974 | | pagina 16