19 december 1974
21
Theoretisch wordt deze duidelijkheid in gevaar gebracht door het vormen
van afspiegelingscolleges van burgemeester en wethouders. Bestaande
politieke tegenstellingen/meningsverschiiien zouden in zo'n college
immers versluierd kunnen worden. In principe is Progressief Heemstede
het met deze gedachtengang eens. Zoals ik echter al op 3 september^
heb gezegd bij de benoeming van het thans zittende college, zijn wij
van mening dat in de Heemsteedse situatie deelname aan een afspiege-
1ingscollege aanvaardbaar is mits aan een tweetal voorwaarden wordt
voldaan. Een dergelijk college zal toch met een beleidsprogramma voor
zijn zittingsperiode moeten komen dat aan de raad wordt voorgelegd,
zodat aan de hand van een discussie daarover duidelijk wordt wat
ieders politieke keuze is en waarvoor een ieder verantwoordelijkheid
wenst te dragen. Ten tweede dient binnen een dergelijk college de
ruimte te zijn voor het uitbrengen van minderheidsstandpunten
Het is dan vervolgens de raad als hoofd van de gemeente die beslist.
Mocht een en ander zo zwaarwegend zijn dat een ïid van het coilege de
uitvoering van een dergeiijke raadsbeslissing niet voor zijn medever-
antwoording wil nemen dan dient daaruit zonodig de conseguentie van
uittreden te worden getrokken. Naar wij hopen en vooralsnog ook ver-
trouwen behoeft dit zich in de Heemsteedse situatie niet voor te doen.
Aan de eerste voorwaarde is in eerste instantie voldaan door de aan-
vaarding vari de bekende motie van de drie fractievoorzitters op 3
september j.l., bij de indiening waarvan de heer Reeringh het zich
permitteerde op te merken dat de formulering hem sterk deed denken
aan het programma van de VVD. Ik permitteer het mij nu op te merken
dat het PH is geweest dat in het overleg over de vorming van het col-
lege heeft voorgesteld de betreffende motie in te dienen daarbij de
VVD aan haar eigen programma herinnerend.
U zult kunnen billijken mijnheer de voorzitter dat ikook persoonlijk
nog mijn vreugde uitspreek over het feit dat het beleidsprogramma er
nu zit aan te komen. Het was immers mijn persoonlijke voorganger in
deze raad, de heer Dörr, die in zijn eerste algemene beschouwingen
in 1970 voor het eerst aandrong op de opsteiling van een dergelijk
stuk.
Het moet voor de VVD dan ook niet zo moeilijk geweest zijn een formu-
lering in die zin voor haar programma te vinden. Men heeft er vier
jaar de tijd voor gëhad.
Aan de tweede voorwaarde is in feite ook voldaan omdat het enerzijds
van zelf spreekt dat die ruimte voor minderheidsstandpunten aanwezig
is en anderzijds mijn claim op die ruimte, van 3 septemberniet is
weersproken.
Moge ik dan nu overgaan tot het bespreken van een aantal hoofdpunten
van het gemeenteiijk beleid.
A11ereerst dan het welzijnsbeleid in ruime zin.
Mijn fractie acht het noodzakelijk dat gekomen wordt tot een samen-
hangend welzijnsbeleid. Daartoe is een eerste vereiste dat gekomen
wordt tot een nauw samenspel tussen alle betrokken disciplines zo-
als onder meer wijkopbouwwerk, jeugd- en jongerenwerk, onderwijs,
maatschappelijk werk, gezondheidszorggezins- en bejaardenzorg
Daarbij zal naar ons oordeel in overleg met de betrokken organisa-
ties eveneens bezien moeten worden in hoeverre thans nog bestaande
verzuiling binnen de verschillende sectoren nog wel zinvol is.