Zonder hoofdelijke stemming wordt overeenkomstig de voorstellen
van burgemeester en wethouders, vermeld onder de punten 31 en 32, be-
sloten.
33. Vragen van de raadsleden mevrouw A.K. Bernelot Moens-Honig,
mevrouw drs. Y.J. Borghouts-Wijnands, mevrouw F. Diel-Kroese en
mevrouw mr. A.J. Snoep-Mook over het instellen van een commissie
ad hoc in verband met de positie van de vrouw in de samenleving,
met het antwoord van burgemeester en wethouders.
Mevrouw Borghouts brengt naar voren dat het, voorzover zij heeft
kunnen nagaan, de eerste keer is dat de vrouwen van deze raad zich
ongeacht hun verschillende politieke opvattingen hebben verenigd om
te komen tot een schriftelijke vraag aan het college. De aanleiding
is dat het jaar 1975 is geproclameerd tot het jaar van de vrouw.
Hoe men daar ook tegenover mag staan, spreekster acht het toch frap-
pant dat men het in 1973 kennelijk nodig vond om zoiets te doen, en
het is niet gedaan door enkele vrouwen die met hun tijd geen raad
wisten, want voorzover uit foto's en filmbeelden blijkt, zitten ook
in de Verenigde Naties overwegend mannen. Spreekster is zich ervan
bewust dat de uitroeping van het jaar van de vrouw veel negatieve
reacties heeft opgeleverd. Het zij zo; het bewijst wellicht zelfs
de juistheid van het besluit. In ieder geval zijn de 4 vrouwelijke
raadsleden het er over eens dat het geen kwaad kan om de positie en
de problematiek van de vrouw eens te belichten, met name die aspec-
ten waarvan men niet direct inziet dat zij het gelijkwaardig zijn en
voelen van man en vrouw belemmeren. Spreekster zeqt uitdrukkel ijk
"gelijkwaardig" omdat, en dat valt nu eenmaal niet te ontkennen, de
biologische ongelijkheid vaststaat. Wel wordt door haar ontkend dat
die ongelijkheid automatisch moet leiden tot verschillende gedrags-
en karakterrollen. Dat vrouwen uitverkoren zijn tot het voortbrengen
der kinderen maakt hen daarmede nog niet bij uitstek geschikt tot de
rol van het verzorgende en het zichzelf wegcijferende deel der mens-
heid zonder verdere ambities.
Spreekster zegt niet geheel tevreden te zijn met het antwoord van het
colleqe. De vrouwelijke raadsleden voelen zich echter zeer wel in
staat hun voorstel zelf te verdedigen; zij zien niet in dat het uit-
dragen van de doelstellingen van de Verenigde Naties geen voorwerp
van zorg van de gemeentelijke overheid kan zijn. De ongelijkwaardig-
heid van de vrouw ten opzichte van de man in Nederland spreekt ook
uit enkele cijfers. Spreekster zegt dat in 1971 11% van de 16-jarige
jongens geen onderwijs meer volgde, tegen 35% van de meisjes van die
leeftijd. Van de 18-jarigen was dit 38%, respectievelijk 73%. Onge-
veer 2/3 van de werkende jongeren zijn meisjes. In 1973 zal in 42%
van de gemeenteraden geen enkele vrouw. Op dit moment ligt het per-
centage vrouwelijke gemeenteraadsleden nog steeds onder de 10%. Er
zijn minder dan 1% vrouwelijke burgemeesters. De ongelijkwaardigheid
houdt niet op bij onze gemeentegrenzen. Zij is zelfs in deze zaal te
vinden. Eén vrij grote fractie zonder éën vrouw. Spreekster noemt
dit als voorbeeld. Zij heeft niet de verwachting dat als gevolg van
de voorgestelde commissie vanaf 1976 de samenleving in Heemstede
revolutionair zal zijn gewijzigd, in die zin, dat de vrouwen op alle
terreinen van het maatschappelijk gebeuren volledig zullen zijn ge-
integreerd, evenals overigens de mannen. Zij spreekt wel de ver-
30 januari 1975
7