voorzieningen wordt gesteld krachtens de Ijozingsverordening rio- lering, wanneer die is vastgesteld. Dit geldt echter niet voor de nadere eis dat afvoerleidingen op nader te bepalen andere wijze (dus niet op het openbaar riool) moeten lozen. De bestaande wenk voor de toepassing, waarin is aangegeven dat de Hinderwet voorziet in de mogelijkheid tot het stellen van eisen, is, voor zover de lozing plaatsvindt op oppervlaktewater niet juist meer, omdat de Wet verontreiniging oppervlaktewateren aan de Hinderwet een artikel 38a heeft toegevoegd dat de Hinderwet niet van toepassing verklaart op inrichtingen voor zover deze ten gevolge van het brengen in oppervlaktewateren van afvalstoffen, verontreinigende of schade- lijke stoffen naar buiten gevaar, schade of hinder kunnen veroor- zaken. ARTIKEL 244 In veel gevallen is het niet alleen technisch verantwoord maar bovendien om economische redenen te prefereren wanneer hemel- water via de standleiding voor huishoud- en bedrijfswater en drek- stoffen wordt afgevoerd. ARTIKEL 245 Het oorspronkelijke lid 2 is vervallen omdat de daarin vervatte eis reeds gesteld kan worden krachtens de artikelen 238, lid 1 en 243, lid 5. Voorts is door een hergroepering van de bepalingen duidelijker aangegeven waarvan vrijstelling kan worden verleend. De motivering van de overige wijzigingen volgt uit de gewijzigde wenken voor de toepassing. ARTIKEL 246 Praktijkervaring h'eeft uitgewezen, dat bij uitmonding van een ontspanningsleiding in een ventilatiepan de goede werking van de ontspanningsleiding niet is verzekerd. ARTIKEL 256 Over de vraag wanneer er aanleiding is om een bliksemafleider- installatie te eisen bestaat geen duidelijkheid. Door in het artikel op te nemen dat het stellen van eisen in het belang van de vellig- heid moet zijn en daarnaast in de toelichting te verwijzen naar een herzien normblad is getracht meer duidelijkheid' te verschaffen.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1975 | | pagina 26