ARTIKEL 52. Ventilatie van trappehuizen
Trappehuizen moeten in open verbinding staan met de buitenlucht door middel
van ten minste twee niet afsluitbare ventilatie-openingen elk groot ten minste
1 dm2. Deze ventilatie-openingen moeten aan de buitenlucht zijn gelegen dan
wel aansluiten aan ventilatiekanalen die in de buitenlucht uitmonden.
Een van deze openingen moet gelegen zijn op niet meer dan 3 m boven peil,
de andere niet lager dan 1 m beneden het hoogste punt van het trappehuis
dan wel in het dak.
ARTIKEL 53. Ventilatie van bergruimten en garages
Het bepaalde in artikel 118 van de bouwverordening is van overeenkomstige
toepassing.
ARTIKEL 54. Nadere eisen met betrekking tot de ventilatie van ruimten
Het bepaalde in artikei 119 van de bouwverordening is van toepassing.
ARTIKEL 55. Stookgelegenheden
Logiesgebouwen moeten zijn voorzien van een centrale verwarmingsinstallatie
waarmee alle voor het verblijf van mensen bestemde ruimten op veilige en
doeltreffende wijze kunnen worden verwarmd.
Vrijstelling kan worden verleend van het bepaalde in lid 1:
a. indien op andere veilige en doeltreffende wijze in de verwarming van tot
een logiesgebouw behorende ruimten is voorzien;
b. indien het gebouw slechts in het zomerseizoen als logiesgebouw wordt
gebruikt.
ARTIKEL 56. Afvoer van vuilnis en afval
De in artikel 13, lid 1, onder e, bedoelde bergplaats moet op de buitenlucht
geventileerd en afsluitbaar zijn.
Nadere eisen kunnen worden gesteld met betrekking tot de inrichting voor
de afvoer van vuilnis en afval.
ARTIKEL 57. Brievengleuven en brievenbussen
Ten dienste van een logiesgebouw dient een brievengleuf aanwezig te zijn.
19