geschikte plaats, in alle voor mensen toegankelijke en begaanbare ruimten;
het aansluitpunt dat tot verlichting van een trap dient, moet zowel beneden
als boven aan de trap kunnen worden in- en uitgeschakeld;
b. een wandcontactdoos in elke kamer van een logieseenheid;
c. de voor de ingevolge het voorgaande van dit lid vereiste aansluitpunten
en wandcontactdozen nodige leidingen met de daarbij behorende be-
drading vanaf de plaats van de elektriciteitsmeter alsmede de nodige
centrale schakel- en verdeelapparatuur.
2 Nadere eisen kunnen worden gesteld met betrekking tot de elektrische ver-
lichtingsinstallatie van niet binnen een gebouw gelegen trappehuizen, helling-
banen, galerijen en gangen.
ARTIKEL 69. Uitvoering van een eiektriciteitsinstallatie
Het bepaalde in artikel 149, leden 1 en 3 van de bouwverordening is van
overeenkomstige toepassing.
ARTIKEL 70. Meterkast (elektriciteit)
1 Het bepaalde in artikel 150, leden 1 en 2 van de bouwverordening is van
toepassing.
2 Vrijstelling kan worden verleend van het bepaalde in lid 1 ten aanzien van de
afmetingen van de meterkast, indien dit in verband met de indeling van het
gebouw toelaatbaar is.
Afdeling C. Constructie van logiesgebouwen
ARTIKEL 71. Algemene constructieve eisen
Het bepaalde in de artikelen 152 tot en met 155 van de bouwverordening is
van overeenkomstige toepassing.
ARTIKEL 72. Fundering en bcdemafsluiting
Het bepaalde in de artikelen 157 tot en met 162 van de bouwverordening is
van toepassing.
ARTIKEL 73. Brandveiligheid van wartden en kolommen
1 Buitenwanden van logiesgebouwen moeten voldoen aan het bepaalde in
22