het toepassingsgebied van deze verordening beperkt tot logiesgebouwen die meer dan drie logieseenheden bevatten of waarvan de gezamenlijke vloer- oppervlakte der logieseenheden 50 m2 of meer bedraagt. De bepalingen van hoofdstuk 6 met betrekking tot bestaande, niet in uit- voering zijnde logiesgebouwen, zijn tot een minimum beperkt omdat men bij de beantwoording van de vraag of een gebouw geschikt is om als logies- gebouw te worden gebruikt, zich in de eerste plaats zal moeten laten leiden door de nieuwbouwbepalingen die de minimale eisen bevatten, waaraan uit een oogpunt van veiligheid en volksgezondheid moet worden voldaan. Aangenomen mag worden dat een groot aantal bestaande logiesgebouwen niet aan de eisen voor nieuw te bouwen logiesgebouwen voldoet, omdat op logiesgebouwen tot dusverre de meer globale eisen voor niet tot bewoning bestemde gebouwen van toepassing waren. Volgens artikel 10 van de model- verordening op de verblijfsgebouwen is het niet voldoen aan de eisen gesteld in of krachtens de bouwverordening logiesgebouwen een weigeringsgrond voor het verlenen van een exploitatievergunning. Teneinde ook in de gemeenten die de verordening op de verblijfsgebouwen overeenkomstig het genoemde model hebben vastgesteld, een soepel beleid te kunnen voeren is bij een aantal artikelen een vrijstellingsbepaling opge- nomen die in het bijzonder bedoeld is voor bestaande logiesgebouwen (zie bijvoorbeeld de artikelen 35, 39, 74, 78). Wanneer het verlenen van een vrij- stelling niet gerechtvaardigd is, maar er ook geen sprake is van een onmiddel- lijk onaanvaardbare situatie, kan worden overwogen om vrijstelling te verlenen krachtens artikel 99, lid 2, waarin artikel 267 van de bouwverordening van toepassing is verklaard (zie de wenk voor de toepassing bij artikel 99, lid 2) dan wel om krachtens artikel 19 van de Verordening op de verblijfsgebouwen een vergunning onder de voorwaarde van een geleidelijke aanpassing (maxi- maal 10 jaar) te verlenen. Voor een aantal onderwerpen is in deze verordening aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid verleend tot het stellen van nadere regelen door vantoepassingverklaring van artikelen van de bouwverordening. In dat geval zullen deze nadere regelen gelijkluidend kunnen zijn aan de desbetreffende regelen, gesteld krachtens de bouwverordening. Op nadere regelen hebben betrekking de artikelen 5, 98, 99 en 114 van deze verordening. Bij een aantal artikelen is een toelichting geschreven in de vorm van een toe- lichting op het ontstaan of een wenk voor de toepassing. Behalve deze toelich- ting raadplege men de toelichting op de artikelen van de bouwverordening voor zover die artikelen m deze verordening van toepassing zijn verklaard.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1975 | | pagina 72