HOOFDSTUK 3
Afdeling D. Bijzondere bepalingen
ARTIKEL 99
Wenken voor de toepassing
Lid 1onder b: Wat hier onder doeltreffend moet worden verstaan is afhanke-
lijk van de aard en constructie van het logiesgebouw, de grootte, de hoogte,
de vluchtwegen.
Waar men in het ene logiesgebouw de in het gebouw verblijvende personen
kan alarmeren met een gong of een elektrische bel, zal men in een ander
gebouw alarmschellen per gang of bouwlaag of zelfs per logieseenheid
moeten verlangen.
Lid 1, onder d: Evenals bij de brandalarminstallatie geldt ook hier dat er geen
algemeen geldende richtlijnen zijn voor de aanduiding van vluchtwegen. In
kleine en overzichtelijke logiesgebouwen kan veelal worden volstaan met een
aanduiding door pijlen. In andere gevallen verdient het aanbeveling om de
vluchtwegenaanduiding te koppelen aan het systeem van de noodverlichtings-
installatie.
Lid 2: Het in dit lid van toepassing verklaarde artikel 267 van de bouwver-
ordening opent onder b de mogelijkheid tot het verlenen van vrijstelling van
de artikelen 13 t/m 99 van deze verordening ten behoeve van te verbouwen
logiesgebouwen, mits de bestaande toestand wordt verbeterd. Deze bepaling
houdt een algemene vrijstellingsmogelijkheid in die gehanteerd kan worden
in gevallen waarin het op grond van de tekst van een bepaald artikel niet
mogelijk is om vrijstelling te verlenen doch waarin, gezien de concrete situatie,
een (incidentele) afwijking toch niet onaanvaardbaar is en onverkorte hand-
having van de imperatieve eis als onbillijk zou worden aangevoeld.
Uiteraard zal van deze mogelijkheid slechts een spaarzaam gebruik gemaakt
kunnen worden, aangezien ruime toepassing ervan de zin aan deze verorde-
ning zou ontnemen.
Lid 3, onder a: Om ongevallen bij brand te voorkomen zullen ook vluchttrap-
pen moeten voldoen aan het bepaalde in de artikelen 38 t/m 42 van deze ver-
63