153
28 augustus 1975
een stap terug te doen ten opzichte van de voorwaarde die zij zich
zelf destijds heeft gesteld met betrekking tot de aard van de bebou-
wing van het land van Van Schie, en wel in die zin, dat zij bereid
zou zijn haar steun aan het plan te geven, indien daarin een aanzien-
lijk groter aantal premiewoningen zal worden gerealiseerd dan de
huidige 214. Zij zou daartoe bereid zijn om de volgende redenen.
Spreker heeft bij de begrotingsbehandeling namens zijn fractie een
uitvoerig betoog gewijd aan de regionale asoecten van dit plan. Hij
heeft daarbij gekonstateerd dat het hier gaat om 6% van de nog res-
terende bouwmogelijkheid in onze regio. Hij heeft er voor genleit om
ook regionale aspecten in de overwegingen voor het al dan niet aan-
vaarden van dit plan te betrekken. Heinu, hij heeft zojuist betoogd
dat naar zijn oordeel het doorstromingseffect van dit plan voor
Heemstede, onvoldoende zal zijn. Daarvan uitgaande meent hij dat door
een aanzienlijke uitbreiding van het aantal premie-koopwoningen ener-
zijds een groep Heemstedenaren aan een door hen gewenste premie-koop-
woning kan worden geholpen, terwiji anderzijds wellicht door een deel
van die premie-koopwoningen te bestemmen voor mensen uit de rest van
de regio, die dan wel een huurwonina moeten achterlaten, een wat gro-
ter doorstroomeffect, regionaal bezien, zai kunnen optreden, Vanzelf-
sprekend zal daarvoor een strikt toewijzingsbeleid gevoerd moeten
worden in overleg met de omliggende gemeenten.
Een andere overweging om voor meer premiewoningen te pleiten is gele-
gen in het feit dat spreker zo enigszins mogelijk in dit plan ruimte
zag gereserveerd voor de zogenaamde bijzondere groenen: aileenstaan-
den, bejaarden en jongeren. Een belangrijk aspect daarbij is dat het
met name voor die groepen van belang is dat dit in de huursector_ge-
beurt, omdat voor die bijzondere groepen een greep van de overneid
op de markt zeer belangrijk is. Bij een uitbreiding van de bestemming
premiewoningen is het wellicht nog mogelijk een beieqger te vinden,
of een woningbouwcorporatie, die bereid is in deze sector iets te doen.
De vraag is nu of uitbreiding van het aantal premiewoningen erin zit.
Spreker is ervan overtuigd dat de rek er nog niet uit is. Tot voor kort
heeft het college bij hoog en bij laag beweerd dat de verhouding 45-
55% premiebouw-vrije sectorbouw, het uiterste was wat erin zat, Doch
bij de eerste de beste geringe druk van de kant van de meerderheid van
de raadscommissiesdie graag iets wilden doen om enigszins tegemoet
te komen aan de bezwaarden, gaat Bouwsolid door de knieën en komtde
verhouding op 50 - 50. Dat doet vermoeden dat reeds vanaf het begin
enig zogenaamd v/isselgeld in de vestzak van Bouwsolid aanwezig was.
Aangezien dat echter meestal bij dit soort kiene maatschappijen in-
gecalcuieerd is, zal zijn fractie gaarne de proef oo de som nemen om
nu wat werkelijk wisselgeld los te kri.igen. Kortom, sprekers fractie
meent dat de met Bouwsolid bereiktedeal onvoldoende is, en is van
mening dat teruggegaan moet worden naar Bouwsolid met de mededeling
dat de verhouding tenminste 60% premiebouw en 4D% vrije sectorbouw
zal moeten zijn wil deze raad het plan aanvaarden.
Ten aanzien van de zojuist door spreker aangesneden punten ten aan-
zien van de inhoud van dit plan, bestaat in zijn fractie geen eenstem-
migheid. Het lid van zijn fractie, de heer Sprangers, heeft met name
ten aanzien van het aspect van de doorstroming een andere inschatting
van de te verv/achten effecten.