25 september 1975 185 directe woonmilieu. Met betrekking tot het aantal provincies - 25 - zou nog kunnen worden opgemerkt dat deze provincies daardoor bovenop de qe- meenten komen te zitten en als het ware konkurrenten van de gemeente wor- den. Wat in dit verband te denken van het toezicht op daden van bestuur van de gemeente? Daar moeten onzuiverheden insluipen. Beter zou zijn nog minder provincies dan 26, zodat zou kunnen ontstaan een reëlere positie enerzijds van de provincies ten opzichte van het rijk en anderzijds van de gemeenten ten opzichte van de provincies. Inzake het financiële aspect zegt spreker dat er een financiële verhou- ding rijk-provincie en een financiëie verhouding mjk-gemeenten is, maar de provincie krijgt de middeien ter beschikking welke zij kan verdelen over de door de gemeenten te maken kosten in verband met taken die de_ provincie van de gemeenten vraagt. Ook hier ziet men dat een overheveling naar provinciaal niveau, en zulks ten detrimente van de gemeenten, plaats vindt. Ook wordt de gemeente grotendeels de mogelijkheid ontnomen om mid- deis belastingheffing eigen middelen, te vergaren. Met name zal de onroe- rend-goedbelasting voor een groot gedeeite aan de provincie komen. Wat dan overblijft moet biijkbaar voldoende zijn om het gemeenteiijk taken- pakket te kunnen financieren. Spreker gelooft ais dat inderdaad zo zou zijn, dat dan de ergste vrees bewaarheid zal worden. Uit de stukken kan men lezen dat de overgang van de ambtenaren naar de nieuwe konstruktie in dezelfde mate geschiedt als de verdeling van de taken, met de konklu- sie derhalve, dat de gemeentelijke ambtenaren vrijwel zeker achteraan en dus in het gedrang dreigen te komen. Over deze problematiek van de be- trokken ambtenaren spreekt het concept naar sprekers mening te vaag en te globaal. Bovendien zijn er groepen vergeten, namel'ijk de ambtenaren van de gewesten. Waar hier toch belangen van vermoedelijk in totaal duizenden mensen op het spei staan, kan men naar zijn mening niet vol- staan met louter op te merken dat de rechtspositie niet aangetast zal worden; dat is te mager. Omtrent gerechtvaardigde toekomstverwachtingen met betrekking tot ioopbanen van gemeente-ambtenaren moet men in dit verband grote twijfel koesteren. Verder zou hij dit aspect van de ambte- naren willen aangrijpen om meer in algemene zin op te merken dat men te abrupt te grote delen van het maatschappelijk leven verknipt. Wat betreft de territoriale begrenzing gelooft spreker dat zijn fractie ten aanzien van onze "eigen" provincie nieuwe stijl, waartoe Heemstede zou gaan behoren, v/el akkoord kan gaan met de lijnen die getrokken zijn. Een uitzondering wil hij maken voor de gemeente Haarlemmerliede en Spaarn woude. Deze gemeente immers heeft in het verleden blijk gegeven van een grote betrokkenheid bij het regionale Kennemer-gebeurenen bewezen is dat deze gemeente ook in deze zin voort wenst te gaan. Een bepaalde si- tuatie is zonder meer gegroeid en het ware bijzonder te wensen dat de gemeente Haariemmerliede en Spaarnwoude tot onze eigen nieuwe provincie, zo die ooit tot stand mocht komen, zal gaan behoren. Tenslotte merkt spreker op dat wat hij aantreft in het concept-ontwerp van wet reorganisatie binnenlands bestuur geen verwezenlijking is van de idee van de gedecentraliseerde eenheidsstaat, zoais die door sprekers fractie gaarne zou worden gezien. Men verkrijgt op deze wijze geen werkelijk geïntegreerd gemeentelijk bestuur, terwiji zo'n bestuur op grond van een dergelijke konstruktie ook niet mogeiijk is. Binnen het gemeentelijk territoir vailen voor grote stukken van haar grondgebied belangrijke bevoegdheden weg, waar- door het fundament, de essentiële structuur van de gemeente, wezenlijk wordt aangetast.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1975 | | pagina 13