25 september 1975 195 principe een keuze voor bet afspiegelingscollege heeft gedaan. De moei- lijkheid concentreert zich rond de vraag wat men onder de afspiegeling verstaat. De heer Schlatmann heeft de positie van de voorzitter van de raad, de door de Kroon benoemde burgemeestertevens voorzitter van de raad, buiten geding gebracht. Naar sprekers mening is het vanzelfspre- kend dat wordt verondersteld dat de burgemeester als voorzitter van een raad zich boven de partijen stelt. Daarentegen is de voorzitter van de raad tevens lid van het college van burgemeester en wethouders. Het col- lege van burgemeester en wethouders heeft vaak een taak die buiten de taak van de gemeenteraad ligt. De leden hebben ook een zeer speciale eigen inbreng op het gehele gemeentelijke beleid, naast haar eigen takenpakket, dat los van het takenpakket van de raad staat, en daarom is zijn fractie van mening dat als een college bestaat uit vijf leden, waar- van drie lid zijn van één politieke partij, er duidelijk van een meerder- heid wat betreft die politieke partij in het college kan worden gespro- ken. Spreker stelt hierbij direct voorop dat hierbij de integriteit van alle betrokkenen volledig wordt erkend en dat dit buiten enige diskus- sie is. In een raad waar de V.V.D., in konkreto in geding bij ons, qeen meerderheid heeft, acht spreker het onjuist dat zij in het college wel een meerderheid zou hebben en op grond van deze overweqingen vindt hij dat door de benoeming van een vierde wethouder uit de kring van de V.V.D. de afspiegeling onvoldoende recht wordt gedaan. Bovendien is zijn fractie van oordeel dat h'et niet aan 9, noch aan 7, noch aan 16, maar aan 21 leden is om uit te maken wie een vierde wet- houder moet zijn en aan wie die 21 leden van deze raad de voorkeur ge- ven. Op grond van deze overweginqen stelt zijn fractie de heer Baar kandidaat voor de functie van vierde wethouder. De heer Jager merkt op dat nu er snrake is van zowel een kandidaat van de zijde van de C.D.A.-fractie als van de zijde van de V.V.D.- fractie, het aan zijn fractie, en dus aan 5 mensen is, om te beslissen wie uiteindelijk de vierde wethouderszetel zal gaan bezetten. Dit keuze- vraaqstuk is in sprekers fractie onderwerp geweest van een zeer lanq- durig en diepgaand beraad. Bij dat beraad hebben twee factoren een rol gespeeld, te weten enerzijds het principe van het afspiegelingscollege en anderzijds de al dan niet bestaande grote affiniteit van zijn fractie met de politieke .opstelling van één van de beide fracties die nu met een kandidaat is gekomen. Sprekers fractie heeft zich in september 1974 bij de vorming van het thans zitting hebbende college op basis van het samenwerkingsakkoord tussen de in haar groenering samenwerkende partijen, akkoord verklaard met een afspiegelingscollege in de Heemsteedse situatie. Toen ook reeds heeft zij gepleit voor een vierde wethouder, daarbij stel- lende, dat zij eventueel bereid zou zijn daarvan de konsekwentie van een tweede V.V.D.-wethouder te aanvaarden. Dit vloeide voort uit de stelling dat indien men kiest voor een zuiver afspiegelingscollege, gebaseerd op de getalsverhoudingen tussen de drie fracties in rieze raad, een verhou- ding 2 V.V.D., 1 C.D.A. en 1 Progressief Heemstede daaraan het meeste recht zou doen. Door zijn fractie wordt daarbij de partijpolitiek.e achter- grond van de burgemeester wel in de overwegingen betrokken, maar niet van doorslaggevend belang geacht, omdat zij van mening is dat een onpar- tijdig voorzitter van een college van burgemeester en wethouders bij eventuele pat-stellingen binnen een college in principe de achter de di- verse leden van het college staande fracties en de krachtsverhoudingen daartussen in de raad mede in zijn overweging zal betrekken.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1975 | | pagina 23