233
27 november 1975
heden en de kwaliteiten van het personeel en een stuk efficiency is ge-
kanaliseerd. Men heeft dus getracht een aantal moderne organisatorische
visies in dit schema onder te brengen. Dit betekent natuurlijk niet dat
men hier met een struktuur voor alle tijden bezig is. Wel dat men, als
er eventueei een wens zou zijn om een onderzoek ten aanzien van de orga-
nisatie te plegen, voordat verdere beleidsbeslissingen worden genomen,
natuurlijk diepgaand aan dit organisatieschema aandacht. zal moeten ge-
ven.
De heer De Ruiter heeft een rede van de fractievoorzitter van de A.R.P.
in de Tweede Kamer, de heer Aantjes, aangehaald. Spreker heeft deze re-
de niet qelezen, maar heeft er persoonlijk behoefte aan te zeggen dat
de heer De Ruiter door de wijze waarop hij zijn levensbeschouweüjke
politieke uitgangspunten naar voren brengt, er voor spreker meermalen
in geslaaqd is tot het hart door te drinqen. Spreker zou daarom een
stuk van het kompliment van de heer De Ruiter aan het adres van de heer
Aantjes nadrukkelijk in de richtinq van heer De Ruiter zelf willen om-
buiqen. Misschien dat spreker de achterstand in het niet-lezen van de
rede van de heer Aantjes nog eens kan inhaien. Het coiiege deelt de hul-
de die door.de fractievoorzitters is uitgesproken aan het adres van de
ambtenaren. Anderzijds deelt het colleqe de zorgen voor de hoeveeiheid
werk die er 1igt.
De raad heeft een grote soepelheid van aqenda-aanpassing qetoond, waar-
van het college qoede nota heeft genomen. De heer De Ruiter heeft ge-
steld dat zijn fractie er zich voor wil inzetten dat het meerjarenplan
het uitgangspunt zal zijn voor de beqrotinqsbehandelingen na deze, en
dat een zorgvuldiqe behandelinq niet door de druk van de tijd in ge-
vaar mag komen. Namens het colleqe kan spreker nadrukkelijk stellen dat
als wij gezamenlijk tot de konklusie komen dat de tijd te kort is, wij
ook voor de andere verdergaande konkiusie niet mogen terugdeinzen,het-
geen in dat geval zou kunnen betekenen dat nog net éên begroting in de-
ze raadszitting onder het licht van een meerjaren-visie zou kunnen wor-
den geplaatst. De inzet voor het meerjarenpian acht het colieqe zodanig
belangrijk dat het die uiteraard zoveei moqelijk probeert te handhaven
in het veranderd tijdschema.
De goede sfeer en de goede verstandhouding is door de fractievoorzit-
ters onderstreept. De heer De Ruiter heeft gesteld dat vanuit die sfeer
meer werk is verzet dan anders mogeiijk was geweest. Spreker is het daar
niet alleen volledig mee eens, maar meent ook dat één van de hoofdtaken
van de voorzitter is die sfeer zo optimaal mogelijk te houden, hetgeen
niet één van zijn zwaarste taken is.
De heer Jager heeft gesignaleerd dat de inbreng vanuit de lokaliteit
naar het landelijk niveau, een belanqrijke zaak is, onder meer bij de
diskussie over de reorganisatie binnenlands bestuur. Spreker zou uit
rechtstreeks eigen ervarinq daaraan willen toevoegen dat er vaak in het
parlement een gemis is aan voldoende kennis van de plaatselijke proble-
matiek. Vroeqer was dat anders toen vaak burgemeesterswethouders en
raadsleden in het parlement plaatsnamen.Het parlement mist dus vaak een
kanaal van kennis, die het vroeger uit de eerste hand had. Dat zou én
bij het conceDt-wetsontwerp én onder andere bij de nota Hulpverlening,
die één dezer daqen aan de orde komt, wel eens een belanqrijke rol kun-
nen spelen. Als het beter uitpakt dan soms wordt gevraagd, dan heeft dat
te maken met het feit dat onder andere de Vereniging van Nederlandse Ge-
meenten aan deze lacune zoveei mogelijk doet, met het beroep dat de
raad op de mensen van de politiek doet.ook over de partijgrenzen heen.
Spreker merkt od dat een deel van de diskussie ten aanzien van de
vraao bescherming en beveiliqinq tegen criminaliteit duidelijk inter-
fraktioneel is geworden. Het coliege heeft zich, naar spreker meent,