255 afschrijving van éên jaar rente. Spreker is vorig jaar nogal uitgebreid op deze wijze van financierinqspolitiek ingeqaan; het college heeft toen nadrukkelijk deze gedachtenqang afqewezen. SDreker is enigszins verheugd dat kennelijk op dit punt een kentering in het college aan het optreden is, hoewel hem dat nu niet leidt tot een aanvaarden van het voorstel om de belasting te verlagen. Spreker heeft dit wel willen konstateren en neemt aan dat dit in het kader van de diskussies die men moet gaan hebben over het beleidsplan en de financiële ruimte die men daarvoor moet creëren, een belangrijke roi kan speien ten aanzien van de lasten die men in de toekomst van de burger zal moeten vragen. Wethouder Reeringh merkt op dat de fractievoorzitters algemene op- merkingen hebben gemaakt, waarbij de diskussie zich vanzeifsprekend tegen het college heeft gericht - want het is een coliegevoorstel - maar dat hier ook duidelijk aspecten van interfractionele diskussie op tafel zijn gelegd. De heer De Ruiter heeft, sprekende over de be- langen van de middenstand, gesteid dat de V.V.D. destijds - november 1973 - de verhouding toen door hem voorgesteld, niet aanhinq, juist met het oog op de belangen van de middenstand. Spreker beschouwt dat dan ook als een opmerking die in de richting van de V.V.O.-fractie is gemaakt. Het collegestandpunt is natuuriijk dat alle burgers het coilege even lief zijn en dat hele speciale belangen, zeker oo het gebied van belastingheffing, niet zo zouden moeten worden vertaald dat daardoor de ene groepering het gemakkelijker zou kunnen krijgen dan de andere groepering. De heer De Ruiter heeft als principieel en meest essentieei argument aangevoerd dat hij het een onverstandig moment vindt om de beiasting- verlaging te realiseren qezien het feit, dat de raad oo korte termijn het beleidsplan ter behandeling krijgt. Dat is inderdaad het geval. De vraag is natuurlijk hoe men de ruinte die in de beqroting zit, en waarvan ook de heer De Ruiter toeqeeft dat deze aanweziq is, aaat kwa- lificeren. De heer Jager zit wat dat betreft op dezelfde lijn ais de heer De Ruiter en steît dat alle grote objekten, waarover de raad nu een uitspraak zou moeten gaan doen - daar zijn afspraken over gemaakt - behoren te worden ondergebracht bij het beieidsolan. De heer Van der Wal heeft daar een andere mening over ten beste gegeven en heeft ge- steld - wat bij spreker wel aanslaat - dat de raad natuurlijk binnen- kort gaat praten over de meerjarige geïntegreerde beleidspianninq, maar dat aan de andere kant een begroting natuurlijk ook een weerslaq is van een stuk beleid, al is het dan maar één jaar. Natuurlijk is het een vertaling van een stuk beleid, anders zou men er beter het zwijgen toe kunnen doen. Als dat dan zo is, dan moet men ook bereid zijn om binnen het kader van dat beleid bepaalde maatrenelen te nemen en hij kwaiificeert dat onder meer zo dat hij van mening is - en met hem zijn fraktie - dat het moqelijk moet zijn in het kader van dit ëënjarig beleid, nu in het kader van deze begroting, de onroerend- goedbelasting te verlagen. De heer De Ruiter heeft aangegeven dat de post "onvoorzien" al vermin- derd is met een beduidend bedrag en heeft verder geîndiceerd dat het verkeersstruktuurplan op korte termijn aan de orde zal moeten konen en dat hij het ten aanzien van de rekonstruktie van het eiland Rozen- burg niet helemaai een verantwoordelijk beleid vindt om nu die belas- ting te qaan verlagen. Spreker ziet dat enigszins anders, maar heeft vanzelfsprekend begrip voor het standpunt dat van de zijde van het C.D.A. naar voren is gebracht, omdat hierbij voorstaat dat men qepor- 27 november 1975

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1975 | | pagina 47