260
het eerste voorstel stond is struktureel nrecies hetzelfde als wat in
het tweede voorstel staat. Spreker vindt dat als een college met een
voorstel komt waarin een post onvoorzien is ongenomen, waarvan de
omvang ook aangewezen wordt in zijn bestedingsmogelijkheid, als men
het college financieel gesproken serieus moet nemen in het opstellen
van haar begroting, dat college nu ook niet moet stellen dat het
bereid is nu al een tekort op de post onvoorzien te gaan creëren ten
behoeve van een belastingverlaging. Dat acht snreker geen konstant
beleid. Daarom blijft spreker erbij dat niet zijn fraktie is afgS"
weken van haar beleidslijn van vorig jaar, want nog steeds wil zij
geen onnodige lasten op de bevolking leagen, maar wil zij ook geen
dingen doen die de financiële struktuur van de gemeente oo lange
termijn frustreert.
Spreker neemt aan dat uit zijn woorden duidelijk is geworden dat noch
de argumenten van de heer Van der Wai noch die van de wethouder zijn
fraktie van haar standpunt heeft kunnen afbrengen.
De heer Van der Wal merkt op dat toen de raad vorig jaar aan de
financiën bezig was, het ook al bekend was dat er een beieidsplan
zou komen, naar toen werd gehoopt in 1975. Toen heeft spreker niet
gehoord dat men in verband met de verlangens van het beleidsplan
moest kijken naar de inkomsten. Dat wordt nu wei op tafel gelegd.
Spreker merkt verder op dat als zijn fraktie een verlaging van las-
ten voorstaat, waarvan ook een stuk middenstand het genot heeft,
dat wezenlijk geen afwijkend standpunt is ten opzichte van het
standpunt van de V.V.D. in 1973. Niemand kan ontkennen dat er ruim-
te in de begroting aanwezig is en dat, als dit voorstel zou worden
aangenomen, men problemen zou hebben. Uit de uitkomsten van de af-
gelopen jaren blijkt dat er altijd een behoorlijk saldo overbiijft.
Er zijn nu al posten in de begroting bekend waarvan men weet dat de
raming hoger is dan de werkeTijke uitkomst. Spreker verwijst wat
dat betreft bijvoorbeeld naar de opmerking met betrekking tot over-
uren politie, waar wordt aangegeven dat 5500 uur is geraamd terwijl
het vermoedelijk beneden de 4000 uur zai blijven. Spreker is van
mening dat de motieven die nu gebruikt worden, althans gedeelteiijk,
in tegenspraak zijn tot de motieven die vorig jaar gebruikt werden.
De heer Jager kan zich voor een beiangrijk deel aansluiten bij
het betoog van de heer De Ruiter. Inzake de opmerking van de heer
Van der Wai ten aanzien van de behandeling vorig jaar van het be-
leidsplan, zegt spreker te menen dat het juist aangaf hoe consistent
zowel zijn fraktie als die van het C.D.A. zich opstëlt. Toen hebben
deze frakties namelijk gesteld dat zij het op dat moment volstrekt
onnodig vonden om een lastenverzwaring in te voeren, en dat dan na-
tuurlijk, als de raad in het voorjaar 1975 dat beleidspian behandeid
had, bekeken had moeten worden of een lastenverzwaring op dat moment
inderdaad noodzakeiijk zou zijn.
De stemverklaring van de voorzitter richt zich voornamelijk op het
punt van de verhouding 12 15. Spreker wil nadrukkelijk stellen dat
het feit op zich hem niet aanspreekt dat die verhouding in de gemeen-
tewet staat. Hij wijst erop dat in de gemeentewet wel meer dingen
staan en mogelijkheden voor de gemeente worden geopend, waar deze
gemeente toch niet aan wil. Spreker wijst bijvoorbeeld op de moge-
lijkheid om niet-raadsleden in de commissies van de gemeenteraad op
te nemen.
27 november 1975