4e afd.
28 november 1975
133
e. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken, welke de bestemmings-
grens met meer dan 50 cm. overschrijden, mits zij niet iager zijn
geplaatst dan:
1. 4.20 m boven een rijweg of boven een strook ter breedte van 1.50
m. langs een rijweg;
2. 2.20 m boven een voetpad, voorzover dit voetpad geen deel uit-
maakt van de onder 1 genoemde strook;
f. erkers, balkons en galerijen, mits zij de bestemmingsgrens met niet
meer dan 1.50 m. overschrijden en mits zij bij overschrijding van
de grens met de bestemming verkeer, wat de hoogte boven deze gron-
den betreft, voldoen aan het bepaalde onder e, sub 1 en 2 van dit
1 id
g. luifels, reclametoestellen en draagconstructies voor reclame, mits
zij bij overschrijding van de grens met de bestemming verkeer wat
de hoogte boven deze gronden betreft, voldoen aan het bepaalde onder
e, sub 1 en 2, van dit lid;
h. hijsinrichtingen, niet vallende onder e van lid 1, iaadbruggen,
stortgoten, stort- en zuigbuizen, weike in enige stand de bestemmings-
grens overschrijden, mits zij niet iager zijn geplaatst dan 4.20 m
boven de gronden met de bestemming verkeer;
i. keideringangen en kelderkoekoeken;
j. bouwwerken, waarvan de bovenzijde niet hoger is gelegen dan:
1. de hoogte van de weg, voorzover de werken in de weg zijn geiegen;
2. de terreinhoogte bij voitooiing van de bouw, .voorzover de werken
niet in de weg zijn gelegen.
Artikel 4. HooKtematen.
Tenzij in Hoofdstuk II anders is bepaald, geldt ter bepaling van de
maximaal toelaatbare hoogte van bouwwerken of gedeelten van bouwwerken
de regeldat het op de kaart achter een letter of combinatie van let-
ters ingeschreven arabische cijfer de maximaal toelaatbare hoogte van
bouwwerken in meters aangeeft. Deze mag, evenals de in de voorschriften
aangegeven noogten, slechts worden overschreden door hellende dakvlak-
ken, topgevels, dakvensters, schoorstenen en antennemasten.
Artikel 5- Wijze van meten.
1. Hoogtematen worden gemeten vanaf het hoogste punt van het onmiddellijk
aan het bouivwerk grenzende afgewerkte terrein, voorzover liggende
binnen de bestemmingsgrens
2. Afstanden tussen bouwwerken onderling, alsmede afstanden van bouw-
werken tot erfscheidingen worden daar gemeten waar deze afstanden het
kleinst zijn.
HOQFDSTUK II. BESTEMMINGEN EN GEBRUIK.
Artikel 6. Woondoeleir.den(W)
1. De gronden met de bestemming woondoeleinden zijn bestemd voor:
a. woonhuizen met daarbij behorende autoboxen en bergplaatsen;
b. met de bestemming verband houdende bouwwerken, die geen aebouwen zijn,
-9-
4