279 28 november 1975
vanZ'® vr®?? die 21Jn collega Baar hierover in ander verband heeft
gesteIdHij meent dat men daar in een verdere toekomst naar zal mop-
k!jken. Wei vindt hij dat in verband met de in februari weer te"
verwachten schooltandverzorgingsbijdrage voor het nieuwe jaar noq eens
de merites van een 300 kinderen die niet deelnemen, zouden moeten wor-
aen bezien.
Mevrouw Borghouts bepleit een soortgelijk onderzoek in Heemstede om-
dat zij van memng is dat de motiveringen van de ouders, die hier in
onderzoek genoemd worden, voor Heemstede helemaal niet oo hoeven te
gaan. Er îs reeds gezegd dat de Heemsteedse schooltandverzorginq qoed
îs, waarbij, zoals hier vermeld is dat de kwaliteit elders beter zou
zijn, dus helemaal met terecht is. Verder is vermeid dat het onder-
wijzend personeel negatief reaqeert op de functionering van de school-
tandverzorging. Spreekster vraagt zich af of dat in Heemstede ook zo
De kostenstijging is inderdaad een ander argument. Spreekster vraaqt
het college de hele zaak naar de commissie te verwijzen, waar zij dan
de noodzaak van dat onderzoek nog eens wil bepleiten.
Wethouder Reeringh merkt op dat mevrouw Borghouts de dienst, waar-
over în het antwoord gerept wordt, naast de Heemsteedse situatie
stelt. Spreker meent dat een deel van de aspecten die ten aanzien van
die dienst zijn genoemd, ook in het antwoord, voorzover het dan op
Heemstede slaat, naar vorenkomt, hoewel dat wellicht niet uitputtend
gebeurd. Spreker îs bereid deze zaak nog eens mee te nemen naar de
commissie.
Punt 16.
De heer Ketteni_s deelt mede zijn kommentaar ten aanzien van dit
Punt m de desbetreffende commissie naar voren te zullen brengen.
Punt 18.
De heer Jager acht het verstandiger deze zaak naar de commissie
voor volksgezonïïheid en milieuhygiëne te verwijzen. Ook vraagt hii of
het college de samenvatting die bestaat van het nieuwe wetsontwerp op
de geluidshinaer, aan de leden van de commissie mi1ieuhygiëne zou
kunnen toezenden.
Wethouder Reeringh zegt dit toe.
Punt 21.
De heer Rücker heeft uit het antwoord van het coilege beqreDen dat
het voorbereiden van bestemmingsplannen sneciaal in de laatste decen-
nia meer een gespecialiseerde taak wordt en dat daar natuurlijk de
bijstand en zelfs de leidinggevende aktiviteiten van een andere instan-
tTe dan wellicht de gemeentelijke instanties voor nodig zijn. Dat neemt
mpnlfn nie c+8j datziJn tractie het °P pcijs ZOU stellen indien ook de
mensen van Stad en Landschap bij voortduring een regeimatig kontakt
je desbetreffende ambtenaren van openbare werken, opdat een
nnnf n!î19e d1a1°°9 °ntstaat over de diverse situaties en problemen die
opg.lost moeten worden en waardoor ook de gemotiveerdheid en de qeïn-
spireerdheid van de ambtenaren wordt bevorderd. Snreker acht het een
goede zaak dat de plaatselijke diensten een duidelijke inbreng bij het
voorbereiden van deze zaken zullen mogen blijven houden.