267
28 november 1975.
het in dit verband bepaald niet gelukkig om als het ware uitgelokt
te worden door het noemen van afdelingen, omdat het wellicht een
bepaalde mindere waardering voor de personen die daar werkzaam zijn
zou kunnen inhouden. Hij heeft dan ook duideiijk gesteld daar be-
zwaren tegen te hebben. Aan de andere kant wil spreker niet de in-
druk vestigen dat hij deze zaak heeft neergeschreven zonder er
goed over na te denken.
Ten aanzien van de oDmerking van de heer Jager dat dit onderzoek
bezwaariijk, in vele gevallen kostbaar is en onrust verwekt zegt
spreker, met de Heemsteedse verhoudingen voor ogen, een onderzoek
in beperkte zin te hebben beoogd. Men hoeft hier geen MacKinsey
of Berenschot-rapporten te verwachten waarbij hele ministeries
worden doorgelicht. De grootte van onze organisatie is van dien
aard dat tot een zeer beperkt onderzoek kan worden besloten en
waarbij het college toch duidelijk een steun in de rug heeft voor
eigen verantwoordelijkheid ten aanzien van de organisatie waar
het leiding aan geeft. Spreker meent dat het ook van uitermate
groot belang is voor de mensen die in deze organisatie werken,
en men hoeft geen grote onrust te verwachten, want dat hangt vol-
ledig af van de opdracht die men geeft en de methode die men volgt.
D6 ^eer De Ruiter meent dat de heer Schlatmann vanzelfsnrekend
gelijk heeft als hij stelt dat men kritisch moet staan tegenover
de eigen organisatie. Toch biijft bij spreker het gevoel dat als
men spreekt over een efficiency-onderzoek van bijvoorbeeld de se-
cretarie, dat ongeveer gelijk staat met het schieten met een kanon
op een mug. Hij wil niet zeggen dat de problemen klein zijn, maar
de organisatie is in wezen natuurlijk niet groot. Die is te over-
zien en mankementen zijn in ieder geval door de hoofden van dienst
te signaieren. Om in die situatie, od het moment dat er eigenlijk
geen duidelijke signalen zijn dat er iets mis gaat, een efficiency-
onderzoek sec daarop toe te oassen, daaraan twijfelt spreker ernstig.
Gisteren heeft spreker wel als norm daarvoor gesteld dat er on zijn
minst aanwijzingen zouden moeten zijn riat er iets aan schort en dat
ook al vanwege het aspekt kosten en tijd. Helaas moet men daarbij
vaak zeggen: het geringe resultaat van de daaraan bestede kosten en
tijd. Daarom heeft hij met nadruk gevraagd dan ook aan te geven wat
niet goed funktioneert, want spreker heeft begrip voor het standnunt
van de heer Schlatmann dat hij niemand met de vinger wil aanwijzen.
Maar als men dat niet wil, dan vindt spreker dat de vraag ook niet
mag luiden zoals deze hier luidt over het niet doelmatig funktioneren
van kwantitatief voldoende bemande gemeentelijke diensten. Als men
dat element er buiten wil houden, niemand wii aanwijzen, dan noet
men ook de vraag niet zo stellen. Dan moet men dat in commissoriaal
verband of waar dan ook proberen te klaren, maar dan moet men niet
bij wijze vanspreken de hele gemeentelijke dienst het gevoel geven:
ben ik soms die zondaar die het verkeerd doet? Uit een en ander zal
duidelijk zijn dat de reserve van snrekers fraktie ten aanzien van
zo'n onderzoek, zeker op dit moment maar mogelijk ook in de toekomst,
bijzonder groot is.
De heer Jager heeft niets toe te voegen aan hetgeen hij gisteren
over het nut van een dergelijk onderzoek heeft gesteld.