270
De heer Van Ëinmerik merkt op dat recent de criminaliteitscijfers
over het eerste halfjaar van 1975 bekend zijn qeworden. Die geven
duidelijk een sterke teruqloop van de stijping aan, zelfs een abso-
lute terugloop, van een aantal vormen van criminaliteit. Het was o-
verigens ook al zo dat de cijfers van 1974 ten opzichte van 1973
een afneming van de stijqinq inhielden, hetqeen ook wel duidenjk
blijkt uit de cijfers die hier ligqen. Spreker meent dat als men
over criminaliteit en over criminaliteitscijfers spreekt, men wel
voorzichtig moet zijn, dat is algemeen bekend Want wat is het on-
derscheid tussen de gereqistreerde en de werkelijke crimmanteit.
Als men het heeft over stijginq van criminal iteit dan moet men zich
natuurlijk wel afvragen welke criminaliteit er stijqt. Daar liot^
ook noq wel enig onderscheid in. Het is bekend dat de verkeerscri-
minaliteit in de loop der jaren een enorme toeneminq van het aantal
ter kennis van de politie gekomen strafbare feiten heeft opgeleverd.
De ernstige delicten zijn over het alqemeen veel minder toeqenomen
dan minder ernstige delicten. Aan de andere kant zijn bepaalde agrei
sieve delicten duidelijk toeqenonen. Spreker wil hierover geen uit-
outtende beschouwinq geven; er wordt jaarlijks in het parlement uit-
voerig over qediskussieerd wat dan ook met enige cijfers wordt onder-
bouv/dmaar spreker wilde wel gaarne deze nuancerinq aanbrengen.
De voorzitter meent niet dat uit de reaktie van het college^OD
vraag 8 een tevredenheid oq een berusten in de bestaande situatie mag
worden afgeleid, integendeelop snrekers verzoek is ook de korpsiei-
dinq aan het vöôrdenken hoe een meerjarenbeieid ook op dit stuk kan
worden gerealiseerd, wat natuurlijk inhoudt dat er een wensenprogram-
ma od tafel komt, die in de benaderinq van de heer Kirschbaum dan
misschien zelfs een eisenproqramma zou mogen zijn in de letternjke
zin des woords. Er heerst dus benaald geen tevredenheid of zeifs een
overschattinq van de moqelijkherien die het huiriiqe apparaac biedt.
Wel wil spreker deze vraag benutten om zijn grote waardering uit te
spreken in de richting van de leden van het plaatselijke korps, van
iaag tot hoog, als het er om gaat alle moqelijkheden te benutten,
waarbij onder "mogelijkheden" in politiezin ook moet worden beqrepen
al die uren, die bepaald niet onder normaal ambteiijk werk zijn begre-
pen, maar die desalniettemin worden "opqebracht"Op dat punt heeft
ons politiekorps zich zeer onlanqs op bijzondere wijze onderscheiden
waarover spreker de commissie voor openbare orde en veiligheid te zij-
ner tijd graaq nadere mededelingen wil doen.
Niet alleen in een universiteitsstad maar ook in Heemstede, met name
bij het station, worden noqal eens fietsen qestoien. Ook daar schijnt
opeens het rechtsbewustz.ijn on een laag pitje te staan. De heer Kirsch-
baum stelt dat dan het politie-apparaat zal moeten "zorgen'Spreker
vindt deze formulering niet qeheel billijk. Het politie-apparaat krijgu
precies die middelen die men, of dat nu landeiijk of piaatselijk is, in
het beleid bereid is aan de politie toe te kennen.Dat is een kwestie
van prioriteitenafweginq. Natuurlijk is er bezorgdheid in het pclitie-
korps voor de bewerktuiging van politie, ook als het qaat ten aanzien
van de harde misdaad en allerlei vormen van criminaliteit. Uiteraard
zijn daarover ook binnen de politie duidelijk gedachten, maar spreker
meent dat als het poiitie-apparaat ergens voor moet "zorqen" - dat
doet ze zoveel mogelijk - dan noet het bestuur zorgen dat het politie-
apparaat zo qoed mogelijk kän zorgen. Spreker weet zeker dat dit niet
één van de minst boeiende aspekten zal worden van het meerjarenbeleid
dat in de toekomst in deze raad aan de orde komt.
28 november 1975