25 maart 1976
76
Wel meent zij dat de maximum bruto vloeroppervlakte per winkel voor
de verschillende winkelbranches dient te variëren, omdat niet elke
soort winkel dezelfde ruimte nodig heeft. Ook lijkt haar de mogeliik-
heid van een ontheffing door het college op zijn plaats, zij het dât
dit nimmer mag leiden tot de vestiging van suoermarkten.
Op zowel het één als het ander verneemt zij graag een reactie van het
college.
Met het college is sprekers fractie van oordeel riat in het ontwerp-
bestemmingsplan de maximaal toelaatbare oppervlakte van horeca-inrich-
tingen en andere dienstverlenende bedrijven, van ambachtelijke bedrij-
ven, van kantoren en van gebouwen ten dienste van het openbaar bestuur,
de dienstverlening van overheidswegehet verenigingsleven, de gods-
dienstuitoefening en de medische, sociale en culturele verzorging zal
moeten worden vastgelegd. Wat haar vooral interesseert, is dat er
sprake zal zijn van een evenwichtig geheel van centrumvoorzieningen.
In de eerste plaats zal er evenwicht moeten zijn tussen de juist op-
gesomde voorzieningen enerzijds en de winkelvestiginqen en de woon-
huizen anderzijds, maar ook binnen de kategorie van de niet tot win-
kels en woningen behorende voorzieningen zelf, is een evenwichtige
verhouding gewenst. Zij zou niet graag zien dat de voor deze voorzie-
ningen beschikbare ruimte in noofdzaak werd opgesoupeerd door bijvooi
beeld horeca-bedrijven en/of kantoren. Het meest aangewezen middel om
dit te voorkomen lijkt haar het vastleggen van de maximale bebouwde
oppervlakte welke voor elke soort van voorziening in zijn totaliteit
toelaatbaar is, dus een X aantal m2 voor alle horeca-bedrijven geza-
menlijk, een X aantal m2 voor alle kantoren gezamenlijk, enzovoort.
Ook hieromtrent verneemt zij graag de visie van het college.
Het onderdeel wonen levert voor zijn fractie weinig problemen op.
Met de door het college ontwikkelde filosofie kan harerzijds in Drin-
cipe worden ingestemd. Wel staat zij bijzonder gereserveerd tegen een
gestapelde woningbouw in het plangebied. Zonder'een gestapelde bouw
bij voorbaat geheel te willen uitsluiten, meent zij toch dat in dit
verband een grote mate van beperking dient te worden betracht. Het-
zelfde geldt naar haar mening ten aanzien van het aantal woonlagen.
De uitwerking van éên en ander in het ontwerp-bestemminqsplan zal
do°r sprekers fractie te zijner tijd zonder twijfel kritisch worden
bekeken.
Zij acht het verder gewenst de mogelijkheid om karakteristieke woon-
huizen door winkels of andere voorzieningen te vervangen uit te
sluiten. IJit het raadsvoorstel heeft zij opgemaakt dat een onderzoek
zal worden ingesteld naar de vraag welke woningen als karakteristiek
dienen te worden beschouwd. Wellicht kan de welstandscommissie in
deze nuttige diensten bewijzen. Overiqens dient men zich wel te rea-
Iiseren dat met het uitsluiten van de mogelijkheid om karakteristieke
woonhuizen door winkels of andere voorzieninqen te vervangen, noqniet
de garantie is geschapen dat deze karakteristieke woonhuizen inderdaad
als zodanig in stand zullen worden gehouden. Daartoe zullen weer an-
dere maatregelen nodig zijn, maatregelen die de gemeenschap op een ge-
geven moment geld kunnen gaan kosten. Bovendien zal men niet uit het
oog mogen verliezen dat met het leggen van de bestemming "woondoel-
einden" aan de betrokkenen zekere beperkingen worden ODgelegd. Zowel
het een als het ander moge een aansporing vormen om met de verklaring
tot karakteristiek woonhuis niet al te kwistig te zijn en deze te be-
perken tot naar algeméen gevoelen zeer duidelijke en sprekende qeval-
len.