25 maart 1976
98
acht spreker het niet moeilijk vast te stellen dat men elkaar hierin
zou kunnen vinden dat een deel van de in het voorbeeld genoemde ont-
sluitingsstraten in de Heemsteedse situatie misschien wel voor de hand
ligt. Deze zaak moet worden afgerond voordat de inspraak over de woon-
wijken zal worden gelanceerd, want natuurlijk moeten de bewoners weten
waar de raad de ontsluitingswegen heeft getekend.
In feite wordt deze belangrijke beslissing samenhangend met in casu het
Binnenweg-beleid niet als zodanig aan de inspraak onderworpen: daar mag
geen enkel misverstand over bestaan. De raad moet inderdaad uiteinde-
lijk beslissen welke straten open moeten blijven. Maar dan heeft spre-
ker het nadrukkelijk over de ontsluitingsstraten en daarvan meent hij
dat die vöör de inspraak moeten worden openverklaard. Dat moet dan
geen zaak zijn waarbij de bewoners denken dat zij op het laatste moment
een middel voor bescherming van de woonstraten hun eigenlijk ontnomen
zien worden.
De heer Van der Hulst blijft wat betreft de drie lobben-theorie van
oordeel dat voor een deel van het Heemsteeds winkelend publiek er in-
derdaad drie lobben bestaan en dat er voor een ander deelhoe groot
het dan is daarover kan men van mening verschillen, inderdaad sprake is
van éên langgerekt winkelcentrum.
Voorts zegt hij dat de voorzitter heeft gesteld dat uit de telling
blijkt dat Haarlem-zuid veel meer aanvoer geeft dan Aerdenhout. Hij wil
er met nadruk op wijzen dat hij in de ccmmissie onderscheid gemaakt
heeft tussen het westelijk deel Haarlem zuid-west en Heemstede noord-
west, en dat hij daarvan gesteld heeft dat die de grootste omrit moe-
ten maken. Hij heeft ook gezegd dat voor het oostelijk deeldus Haar-
lem zuid-oost en Heemstede noord-oost, de problemen aanzienîijk minder
waren omdat de omleiding veel kleiner zou zijn.
De heer Baar merkt op dat de heer Jager heeft gezegd te hebben ge-
konstateerd dat het C.D.A. de bescherming van de woonbuurten tegen
overlast als eerste prioriteit los zou hebben gelaten. Dat moet spre-
ker ten stelligste ontkennen, dat doet zijn fractie uitdrukkelijk niet.
Het is een kwestie van interoretatie en hij wijst eroD dat zelfs de
insprekers in meerderheid dezelfde interpretatie aan deze doelstelling
hebben gegeven. Dus het behoort tot de mogelijkheden.
Voorts vraagt spreker of het college-hier nu reeds een uitgesproken
standpunt over heeft of dat de raad op dat punt nog nadere voorstel-
len kan verwachten.
De voorzitter antwoordt bevestigend. Dat standpunt zal ter kerinis
van de raad worden gebracht.
De heer Baar heeft ook in tweede instantie nog een opmerking ge-
maakt over de b'us aan het Julianaplein. Hij zou daarop graag een reac-
tie van het college horen.
De voorzitter zegt dat de wethouder daarop gereageerd heeft wat de
technische mogelijkheden betreft, waarbij hij ook heeft gewezen op het
groen van het Jul'ianaplein. Als men heel ver in dat groen zou pene-
treren dan zou de verkeersveiligheid misschien zijn gewaarborgd.
Het college zal echter op de buszaak terugkomen.
De voorzitter stelt thans aan de orde schets C, als amendement op
het voorstel van het college dat, zoals men weet, aan schets B de
voorkeur geeft.