8
■"■Htl*-
«ss^
*e a'd' 26 augustus 1976 9
langer hoe meer duidelijk is geworden, dat verdere uitbreiding van
het autoverkeer alleen maar rampzalige gevolgen kan hebben en daar-
omzoveel mogelijk ingeperkt zal moeten worden. Bovendien wekt
zo'n autosneiv/eg direct langs de spoorlijn min of meer de indruk
van^een uitnodiging om voortaan maar met de auto te gaan i.p.v. met
de trein. Adressant kan zich trouwens ook moeilijk voorstellen, dat
de Bollenstreekdoor de aanleg van zo'n "fraaie" moderne autosnel-
weg cr als toeristische attractie in binnen- en buitenland bijzon-
der op vooruit zou gaan. Tenslotte gaat het hier verder ook nog om
een van de weinige overgebleven landelijke onderbrekingen in de
geestdodende aaneenschakeling in de Randstad van eenheidswoningen
en flatgebouwen, die overigens op het ogenttlik als paddestoelen
-e gnond uit schieten en hoe langer hoe meer nu ook de Bollenstreek
zelf zijn gaan bedreigen.
Hoewei de aanleg van de SK 19 gepaard zal gaan met aantasting van
natuurgebiedis het tracé zodanig gekozen, dau zo min mogelijk
aantasting plaats vindt. Gekozen is voor een gebundcld tracé van
spoorlijn en autoweg.
Het zou misschien mogelijk zijn van de Leidsevaartweg en de
Herenweg autowegen te maken. Dit zou echter wal gepaard gaan met
de amovering van veel woningen. Tevens zou de Irinder van het ver-
keet dan zodanig toenemen dat deze onaanvaardbaar zou worden.
Bovendien zal het tecnnisch vrijwei onmonelijk zijn een aanslui-
ting tot stand te brengen van de Leidsevaartweg op de SW 1 (Zuid-
Holland) en de Westelijke Randweg, op zodanige wijze dat aan de
SW 19 geen behoefte meer bestaat.
De aanleg van de SW 19, die verkeer aar. de bestaande noord-zuid-
verbindingen kan onttrekken, is noodzakelijk om de bestaande knel-
punten in Heemstede op te lossen.
5- T. de Wit, Zandvoortselaan 150. Heemsteiip.
Adtessant heeft Dezwaar tegen de aanleg van een weg ten westen van
Oe spoorltjn Haarlem-Leiden en wel op de volgende gronden.
- Debestemming van de betrokken strook grond tot wegaanleg valt
buiten het kader van hetontwerp-bestemnn'ngsplan Natuurgebieden.
Immers voor de overige gebieden houdt dit bestemmingsplan een be-
vestiging in van een reeds bestaar.de situatie, waarbij niet of
nauwelijks sprake is van een belangrijke bestemmingswijziging, wat
biJ eerder bedoelde strook grond juist wel het geval is. Hierdoor
wordt r.aar buiten toe te weinig aandacnt op dit'gedeelte van het
bestemmingsplan gevestigd, terwijl in het plan aan dit gedeelte
onevenredig weinig aandacht wordt besteed.
De noodzaak van deze bestemming wordt in dit plan niet aangeduid,
zoals dit wel het geval is met de overige gebieden. Immers bij
deze overige gebieden wordt de bestemming gemotiveerd met het hand-
haven van hetals gewenst ervaren karakter van deze gebieden, ter-
wijl ten aanzien van de strook grond ten westen van de spoorlijn
Haarlem-Leiden alleen gezegd wordt dat deza bestemd is voor een
noord-zuid-verbinding.zonder dat op de wenselijkheid van deze ver-
bmding nader wordt ingeqaan.