mââ
26 auqustus 1976
beqrijpt dat hier een zeer qoede recreatieve en ideële funktie vervuld
wordt. Toch wil zijn fraktie eniqe kritische kanttekeninqen plaatsen.
Spreker merkt op dat het totale botenbestand van deze qroep 16 bedraaqt,
het totaal aantal leden bedraaqt 81, derhalve een verhoudinq van 1 boot
op 5 leden. 28 leden zijn woonachtiq in Heemstede, 31 wonen er in Haar-
lem, 7 in Bennebroek en 15 in BloemendaalOm de beqrotinq 1976 van
deze zeeverkennersqroep sluitend te maken zou een bedraq van ruim
f 26.000,-- aan subsidie nodiq zijn, derhalve 325,-- per lid. Het
colleqe vindt dit, qezien zijn voorsteite hooq als subsidiebedraq
en stelt vervolgens dat een objektieve maatstaf voor subsidiërinq die
is, welke qehanteerd wordt voor de Koninklijke Roei- en Zeilvereniqinq
"Het Spaarne" en komt dan volgens een bepaalde berekening op een bedrag
van f 8.000,--. Naar de mening van zijn fraktie bestaat er, qelet op
onder andere het verschii in aantal leden tussen de Koninklijke Roei-
en Zei1vereniginq en de Zeeverkennersqeen aanleiding als subsidie-
basis de verordening investerinqssubsidie te hanteren. Met andere
woorden: het ontbreken van een subsidienota, waarin uitvoeriqe en vol-
ledige kriteria voor subsidies zijn neerqelegd, wreekt zich. Het be-
staan van een derqelijke nota zou ad hoc-beslissincien als deze over-
bodig maken. Omdat het coiieqe de subsidie in de sfeer van de sport-
zaken brenqt, zou zijn fraktie het od prijs hebben qesteld ais ook
de sportstichting om advies was gevraaqd. Hij vraaqt waaron dat niet
is qeschied.
Vervolgens vraaqt hij zich af of deze subsidie éénmaliq of een jaar-
lijks terugkerende zaak is. Tenslotte qeeft hij het colleqe in over-
weging eerst nog eens een gesprek te hebben met de vertegenwoordigers
van de zeeverkenners en daarbij naar voren te brenqen dat de wellicht
iets te ambitieuze opzet van deze qroepering een weiniq te veranderen
zou kunnen zijn en dat ook nadrukkelijker v;ordt qepooqd subsidie van
de andere gemeenten te verkrijgen dan tot nu toe het qeval is.
De fraktie van de heer Jager is tot de konklusie qekomen dat zij
bereid is deze subsidie op de basis, zoals door het colleqe voorgesteld,
te verlenen, onder een tweetal voorwaarden. In de eerste plaats dat
zeer nadrukkelijke wordt vastqesteld dat het thans qaat om een éénma-
lig subsidie waar qeen precedentwerkinq/voor komende jaren van uitzal
gaan met betrekking tot de vernieuwinq van het botenbestand.De thans
voorhanden zijnde geaevens zijn daarvoor onvoldoende. Ten tweede is
ook sprekers fraktie van oordeel dat het college, eventueel in samen-
spraak met de Stichting Zeeverkennerszou moeten trachten in overleq
te treden met de omliqgende qemeenten, waar leden van deze qroep wonen,
om te bekijken of misschien op basis van de regeling jeugdsportsubsi-
die of op enige andere basis ook van die zijde subsidiëring van deze
qroep zou kunnen plaatsvinden.
Ook in de fraktie van de heer De Jonq is inqegaan op de mogelijk-
heid om bij de omligqende gemeenten na te gaan of zij vanuit hun fond-
sen subsidie willen verlenen voor de deelr.emers vanuit die gemeenten.
De heer Kettenis heeft gevraagd of dit een jaarlijks terugkerende sub-
sidie-aanvraaq is. Gezien de toelichtinq is hier, zo meent spreker,
sprake van een éênmaliqe subsidieverstrekkinq omdat hier sprake is van
aankoop van tv;ee nieuwe boten.
De heer Kettenis heeft ook gevraagd of het aantal boten niet aan de hoge
kant is. Spreker meent dat als alîe boten met alle leden zouden uitva-
ren en er dan 5 man per boot zou zijn, dat aantal noq aan de hoge kant