342
30 september 1976
Wethouder Reeringh roept de discussie van 26 september 1974 over
dit onderwerp in herinnering. Bij die uitvoerige bespreking is onder
meer door één van de woordvoerders naar voren gebracht dat deskundig-
heid betreffende deze materie ten aanzien van de afweging van de be-
langen die zich vocrdoen één zaak is, maar dat het nemen van bestuur-
lijke beslissingen iets geheel anders is, en dat het altijd al zo is
geweest dat bestuurders een merkwaardige en een vaak onverantwoorde
weg op zouden zijn gegaan wanneer zij zich uitsluitend op het oordeel
van deskundigen hadden verlaten. Destijds is uit de besprekingen een
door de meerderheid van deze raad ondersteunde zeer genuanceerde mo-
tie voortgekomen', over de eventuele voortgang op dat ogenblik van het
Kalkarproject. Wé zijn inmiddels twee jaar verder en het is - gelet
op de publikaties die kort geleden in de kranten hebben gestaan -
thans onzeker of Nederland, dat samen met België en West-Duitsland in
het Kalkarproject participeert, nog wel wil of zal deelnemen aan de
tweede bouwfase van dit project.
Een aantal opmerkingen van mevrouw Borghouts zou spreker wel willen
ondersteunen. Als zij stelt dat de denocratie het algemeen belang
dient en dat de beslissingen die de overheden nemen uit die sfeer en
uit die filosofie voortkomen, dan is dat in zijn algemeenheid een
waar woord.
Uit het feit dat bepaalde buitenparlementaire organisaties en aktie-
groepen, die het overheidsbeleid niet of niet ten volle ondersteunen
bijdragen ontvangen, mag naar sprekers mening niet rechtstreeks worden
afgeleid dat een ander overheidslichaam deze zelfde gedragslijn ook in
alle omstandigheden zou behoren te volgen. Naar de mening van de
grootst mogelijke meerderheid van het college gaat het niet aan, en
zou het zelfs bepaald onjuist zijn, als een lagere overheid een civiele
procedure - die in dit geval geëntameerd wordt door buitenparlementaire
aktiegroepen, hoe honorabel eventueel de argumenten die door deze aktie-
groepen gehanteerd worden op zichzelf ook zouden kunnen zijn - zou steu-
nen tegen een project, waarin de Nederlandse regering participeert. Dat
zou een middel zijn dat veel te ver over het doeldat door de gemeente
ondersteund zou kunnen en mogen worden, heen zou grijpen.
Mevrouw Borghouts wijst er nogmaals op, zulks naar aanleiding van de
opmerking dat een Tagere overheid het zich niet kan permitteren aktie-
groepen te steunen die van plan zijn civiele procedures aan te spannen
tegen beslissingen van de overheid, dat zij voorbeelden heeft genoemd
waarbij de rijksoverheid organisaties subsidieert die wel degelijk ook
civiele procedures aanspannen tegen de overheid. Zij acht dat een zin-
volle zaak en vindt dat dit ook in een democratie mogelijk moet zijn en
blijven.
Wethouder Reeringh heeft niet gesteld dat het in zijn algemeenheid
nooit zou kunnen. Hij heeft alleen gemeend naar voren te moeten brengen
dat in dit geval het middel dat gebezigd wordt, namelijk de ondersteu-
ning van een civiele procedure, een veel te vergaand middel is, het-
geen in dit geval beslist niet aangaat. Hij meent dat men het moet toe-
spitsen op het Kalkarproject. Overigens is het spreker bij het lezen
van dit stuk opgevallen dat de raming van de proceskosten f 40.000,--
bedraagt, waarvan Nederland dan de helft zou moeten dragen, terwijl de
Nederlandse bijdrage in het Kalkarproject slechts 15% is. Dat is ech-
ter een tecnnische opmerkir.g riie in feite met de wezenlijke diskussie
niets te maken heeft.