405 25 november 1976 ging van de onroerend-goedbelasting voor 1976. De raad heeft daartegen toen in meerderheid terecht "nee" gezegd, om- dat het ging om een beschikking over de saldreserves voor ongeveer de helft van het totaai en omdat we dat te gek vonden vlak voor de toen nog verwachte afronding van het beleidspîan. Aan de andere kant is toen door de raad niet gezegd, dat niet aan die reserves getornd mocht worden, integendeel. Vastgesteld is dat daarover zeker beschikt zou moeten gaan worden en dat is bevestigd bij het vaststellen van de doelstellingen van het be- ieidsplan. Wij menen, dat, nu door deze raad is beslist dat de reserves afgebouwd moeten gaan worden, een afweging plaats moet vinden tussen lastenver- zwaring voor de burgers, zoals nu door het coilege voorgesteld door middei van de invoering van het riooirecht voor gebruikers aan de ene kant en aan de andere kant een beschikking over de reserves voor het bedrag dat het coiiege zegt nodig te hebben. Het college aanvaardt die beschikking over de reserves ze.if eigeniijk ook ai waar het in de aanbiedingsbrief zegt dat in de ioop van het jaar voorstelien zuilen worden gedaan tot beschikking over de reserves om die projekten uit te voeren waarvoor, in de opsteiling van het coi- iege, de post onvoorzien onvoidoende soelaas biedt. Gezien onze overtuiging dat de opstelling van het college een te som- ber beeld geeft en gezien de zeer komfortabele reserves is mijn frak- tie van oordeel dat een nieuwe lastenverzwaring onnodig en ongewenst is. Wij menen derhalve, dat het rioolrecht voor gebruikers niet ingevoerd moet worden. Wel zijn wij enigermate gevoelig voor het argument van het college dat hüt toch rechtvaardig zou zijn ook de gebruikers een rioolrecht op te leggen nu de zakelijk gerechtigden dat al betalen. Maar zo een argu- ment kan natuurlijk nooit dienen tot het invoeren van een niet nood- zakelijke lastenverzwaring. Wij geioven dat aan dat bezwaar op andere wijze tegemoet moet en kan worden gekomen. Het is daarom dat ook wij in overweging wüien geven om ook het riooi- recht voor zakeiijk gerechtigden af te'schaffen. Wij komen daarmee ook wear terecht bij de diskussie van enige jaren geleden, ten tijde van de invoering van dit recht, toen een niet on- aanzieniijk deel van deze raaa van mening was dat dit niet moest ge- beuren, Dit deei bestond vooral uit leden van wat tegenwoordig C.D.A. eo Progressief Heemstede heet. Nog steeds zijn wij van mening dat het juister 1s eerst de meer alge- mene belastingmiddelen, zoals de onroerend-goedbelasting te hanteren, alvorens over te gaan tot het aanboren van aanvullende inkomstenbron- nen als rioolrecht. Deze overtuiging is des te sterker geworden nu blijkt dat we volgens informatie van het college nog over een capa- citeit van 1,8 miljoen gulden per jaar beschikken in de onroerend- goedbelasting. Een bedrag, dat vooralsnog jaarlijks stijgt, gezien de koppeling aan de uitkering uit het gemeentefonds. Deze afschaffing van het rioolrecht voor zakelijk gerechtigdenwaar- door 207.000 guiden minder inkomsten zouden ontstaan, ware naar ons oordeel te kompenseren door een verhoging van de onroerend-goedbelas- ting voor zowel zakelijk gerechtigden als gebruikers,onder handhaving

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1976 | | pagina 22