3e afd.
141
Heemstede, 21 september 1976.
Aan de Raad,
De bestaande verordening op de heffing van hondenbelasting is vast-
gesteld bij besluit van uw college van 23 mei 1950, nr. 30, en ge-
wijzigd bij uw besluit van 17 december 1971, nr. 160.
Krachtens artikel XVI van de wet van 24 december 1970 (stb 608)
dient deze verordening vôör 1 januari 1979 met de bepalinqen van
deze wet in overeenstemming te worden gebracht.
Nu enige punten in deze verordening herziening behoeven, hebben wij
gemeend dat het de voorkeur verdient reeds thans tot een nieuwe ver-
ordening te komen.
De belangrijkste zaken die ten opzichte van de bestaande verordeninq
in het ontwerp zijn gewijzigd, zijn de volgende:
Tarief
Wij stellen u voor het tarief te verhogen van f 40,— tot 50,-- per
hond. Gezien het feit dat het tarief sinds 1971 niet is gewijzigd,
menen wij dat ten opzichte van de geldontwaarding in deze periode,
gesproken kan worden van een bescheiden verhoging.
Aanqifteplicht.
De aangifteplicht is thans geregeld in artikel 7 van de verordening
en bevat in het eerste lid de volgende bepaling:"ln éên der laatste
maanden van het kalenderjaar wordt aan ieder die in dat jaar in de
hondenbelasting was aangeslagen een formulier ter invulling toeqe-
zonden".
In de ontwerp-verordening (artikel 8) is de aangifteplicht om prakti-
sche redenen beperkt tot nieuwe belastingplichtigen en tot degenen
voor wie de belastingplicht ten aanzien van het aantal honden is ver-
groot.
Voorts dient inqevolge artikel 7, derde lid, van de Algemene wet in-
zake rijksbelastingen, juncto artikel 281 van de Gemeentewet, uw col-
lege het model van het aangiftebiljet vast te stellen.