4e afd. 26 november 1976 142 1, doch gebaseerd moet zijn op lid 3 van dat artikel. De noodzaak tot zulke aanschrijvingen zal zich slechts zelden voordoen. Een bijzonder geval doet zich echter voor wanneer bij de aanvraag om splitsingsvergunning tevens wordt aangegeven dat het de bedoe- ling is om na de splitsing het niet tot bewoning bestemde gedeelte in gebruik te nemen als tot bewoning bestemd gebouw. Deze verandering van bestemming zal vrijwel altijd de noodzaak tot verbouwing van het niet tot bewoning bestemde gedeelte met zich 5 meebrengen. In dat geval moet overwogen worden dat voor die ver- bouwing een bouwvergunning nodig is; de aanvraag om splitsings- vergunning kan slechts betrekking hebben op de bestaande toestand, afgezien van eventueel toekomstige verbouwingen. Het is nimmer de bedoeling geweest dat de splitsingsvergunning op enigerlei wijze in de plaats gesteld zou kunnen worden van een bouwvergunning. Voor de în dit geval nodige verbouwing zal dus geen aanschrijving moeten uitgaanmaar zal een afzonderlijke bouwvergunning moeten worden aangevraagd. De aldus ontstane woningen zullen derhalve getoetst moeten worden aan de bepalingen van hoofdstuk 3 van de bouwver- ordening. Voldoet de te bouwen woning niet aan die bepalingen, dan zal de bouwvergunning (en dus de splitsingsvergunning) moeten worden geweigerd; het moet in strijd worden geacht met de bedoelin- gen van de wetgever dat het aantal woningen dat niet aan de eisen van de bouwverordening voldoet, onnodig wordt vergroot. (Toepas- sing van artikel 267 van de bouwverordening komt in zulke gevallen dan ook niet aan de orde; bij verandering van bestemming is geen sprake van verbetering van een bestaande toestand). T°t dezelfde concfusie leidt de overweging dat op grond van VVW art. 55 voor het in gebruik geven of nemen van een gebouw of een gedeel- te van een gebouw dat Iaatstelijk niet of wederrechtelijk a!s woonver- blijf werd gebezigd, een woonvergunning nodig is. Deze woonvergun- ning mag alleen en moet worden geweigerd indien het gebruik in strijd zou zijn met de voor het in gebruik geven of nemen van een gebouw of een gedeelte van een gebouw als hiervoor bedoeld, in de bouwverordening vervatte voorschriften. De model-bouwverordening bepaalt dienaangaande in de artikelen 345 t/m 348 - voor zover hier van belang dat het gebouw of het gedeelte van het gebouw niet in gebruik mag worden gegeven of genomen indien het gebouw, voor zover het een woning betreft, in strijd is met de voorschriften voor woningen van hoofdstuk 3 van de bouwverordening, dat wil zeggen de voorschriften voor te bouv/en woningen. - 20 -

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1976 | | pagina 86