427
Voorzitter: de heer jhr.mr.W.H.D.Quârles vân Ufford, burQerneester.
Tegenwoordig zijn de leden: de heren R.J.W.van der Wal, drs. P.P.
Kettenis, drs.F.E.M.Schlatmann, C.R.Kirschbaum, mevrouw nr.A.J.Snoep-
Mook, mevrouw A.K.Bernelot Moens-Honig, de heren T.W.Kaptein, K.de
Jong, H.H.Rückerdrs.S.Baar, ing.M.J.M.van der Hulst, G.Hofland,
mr.C.M.van Emmerik, drs.A.H.M.van Amerongen, T.C.Kios, mevrouw drs.
Y.J.Borghouts-Wijnands, de heer mr.M.J.E.M.Jager, en de wethouders
de heren C.J.J.Sprangers, G.J.Willemse, P.M.van Drooge en mr.H.J.F.
Reeringh.
Secretaris: de heer mr.J.M.Kruitwagen.
De voorzitter opent de vergadering op de gebruikelijke wijze.
De heer Klos wordt door het lot aangewezen om bij eventuele stem-
mingen het eerst zijn stem uit te brengen.
III. Voortzetting van de behandeling van de gemeentebegroting en be-
drijfsbegrotingen voor het dienstjaar 1977 net subsfdievoorstel
(volgnr. 125)
De heer Jager wenst de volgende verklaring af te leggen.
"Ik heb er behoefte aan namens 4 leden van mijn fraktie een verklaring
af te leggen naar aanleiding van de gebeurtenissen van gisteravond en
vannacht in deze raadzaalIk wil beginnen met vast te stellen dat op
het punt van de rioolrechten en dergelijke sprake is van een duidelijk
politiek verschil van inzicht. Het ging tenslotte om de vraag op welke
wijze de door de meerderheid van de raad nodig geachte lastenverzwaring
over de burgers zou worden verdeeld, een bij uitstek politiek geladen
issue, hetgeen nu reeds voor het derde achtereenvolgende jaar binnen
deze raad speelt. Uit het feit dat ook het C.D.A. zich tegen de nu
vastgestelde verdeling van de lasten heeft verzet, moge blijken dat
inderdaad sprake is van een politiek meningsverschi1 tussen de V.V.D.-
fraktie en het college, inklusief de heer Sprangers, enerzijds en het
C.D.A. en P.H. anderzijds.
In verband met de stemverklaring van de heer Sprangers gisteravond,
met de inhoud waarvan wij niet tevoren op de hoogte waren, wil ikna-
mens de 4 leden van mijn fraktie verklaren wat onze opvattingen zijn
over de positie van een wethouder in een afspiegelingscoTlege. Het is
die opvatting die bepalend is voor de verhouding tussen mijn fraktie
en haar wethouder en niet de persoonlijke opvattingen van derden, of
het nu partijgenoten zijn of niet.
Mijn fraktie is, kort samengevat, van mening dat een wethouder in
eerste instantie 1id is van zijn fraktie. Wij zijn van oordeelen
laten ieder ander het recht op een andere visie, dat dit ook voort-
vloeit uit de struktuur van ons gemeentelijk besteiHet is nietvoor
niets dat de wethouders tevens raadslid zijn en dus meebeslissen_bij
de stemmingen in de raad, Dit feit brengt naar ons oordeel met zich
mee dat het mogelijk moet zijn voor een wethouder zich te kunnenla-
ten overtuigen door zijn politieke vrienden van de onwenselijkheid