11 verplaatst zou moeten worden, daardoor dan naar zijn nevoelten aan- zien van bijvoorbeeld de woonruimte een onaanvaardbare situatie kan ont- staan. Spreker krijqt zojuist toegefluisterd dat een vemlaatsinq in strijd zou zijn én met het bestemminqsplan én met de bouwverordenina. Dat zou dus inhouden, als men dat al zou willen, dat er dan een totaal nieuw plan gemaakt zou moeten worden dat veel tijd qaat kosten. Een verplaat- sinq is dus niet denkbaar. Dan zou de verst moqelijke konsekwentie van de ideeën van de heer Hofland zijn dat het huisje daar zou moeten ver- dwijnen, met andere woorden: een onttrekkinq aan de woninavoorraad, en dat is het punt waar het overweqende bezwaar van het colleqe ligt, hoe- zeer spreker op zich begrip heeft voor de opmerking van de heer Hofland. De heer Van Emmerik vraaqt in welk opzicht verplaatsina van het huis- je strijdig zou zijn met de bouwverordening. De secretaris"Omdat het huisje niet aan de weg staat". De heer Schlatmann qelooft dat het zeer relevant is, nu er een woning- toezegging door de qemeente aan deze familie is qedaan, en indien het colleqe zou overwegen het huis te slopen, of de qemeente in staat is een andere passende woonruimte aan te bieden. Als die moqelijkheid niet aanwezig is, komt deze familie in een knelpositie te verkeren. Hoe aar- dig de Dlannen van de heer Hofland ook klinken, prevaleren bij spreker de belanqen van de betrokken familie. De voorzitter gelooft dat er duidelijk sprake is van een morele bin- ding van üet college. Nu de heer Jaqer hoort van die morele bindinq van het colleqe, voelt hij zich gedwongen te zeggen dat hij het betreurt dat een toewijzinq van deze woning heeft plaatsgevonden voordat bekend was of de raad in- derdaad zou instemmen met de renovatie daarvan. Hij kan zich namelijk voorstellen dat degene die deze woning heeft toegewezen qekreqen, daar- bij wel is uitgegaan van het feit, dat deze gerenoveerd zou worden. Af- gezien daarvan vindt sprekers fraktie dat de araumentatie van de heer Reeringh, met name op het ount dat een eventuele verolaatsinq een be- stemmingsplanwijziging zou inhouden, een ontzettende vertraqinq met zich mee zou brengen. Als men dat niet aanvaardbaar vindt, dan is er maar êên alternatief als men tot uitstel zou willen overgaan, nanelijk besluiten om het huisje maar te slopen of het te laten vervallen, dus het niet aktief te slopen. Dat tegenover elkaar afwegend neemt hij aan dat in ieder qeval de qrootst moaelijke meerderheid van zijn fraktie ervan overtuigd is dat het pand conform het voorstel van het college qereno- veerd zou moeten worden. Wethouder Reeringh merkt od dat het college zich natuurlijk wel reali- seerde dat hetTTiüis in niet al te beste staat meer was. Dan vindt hij wel zeker als de overheid hier ais verhuurder optreedt, dat er dan ook voor gezorgd moet worden dat het huis weer in een staat behoort te komen die redelijk is te achten en die aan de ten deze te stellen kriteria vol- doet. Dat bij de toekomstiqe huurder eniq idee zou hebben gespeeld omtrent verwachtingen over verbeteringen, meent spreker in twijfel te moqen trek- ken. Dit woonruimtegeval was vrij schrijnend en had niets te maken met de kwaliteit van het huis op zichzelf. Het was een kwestie van woonsfeer; deze woning was voor betrokkene eigenlijk binnen de hele gemeente bij 27 januari 1977

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1977 | | pagina 11