4e afd. 24 februari 1977 34
3. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen
van het bepaalde in lid 2 voor de bouw van straatmeubilair.
Artikel 10. Gebruik van onbebouwde gronden en van bouwwerken.
1. Het is verboden, de onbebouwde gronden of de bouwwerken binnen het
plangebied te gebruiken op een andere wijze of voor een ander doei
dan blijkens de bestemmingen en voorschriften ker.nelijk toelaatbaar
is of is aan te merken als een normaal bestanddeel van dat kennelijk
toelaatbare gebruik.
Dit verbod geldt niet indien eo voorzover het in strijd is met een
wet, een algemene maatregel van bestuur of een provinciale verorde-
ning.
2. Ten aanzien van onbebouwde gronden wordt onder verboden gebruik in
ieder geval verstaan:
a. de opslag van baggeren grondspecie;
b. de opslag van va'ten, kisten, al dan niet voor gebruik geschikte
werktuigen en machines of onderdelen daarvan, oude en nieuwe
bouwmaterialen, afval, puin, zand, grind en brandstoffen;
c. de opslag van ai dan niet voor gebruikgeschikte vervoermiddelen
of onderdelen daarvan;
d. de plaatsing van toer- en sta-caravan's, tenthuisjes en soortge-
lijke verblijfsmiddelen,
tenzij het vormen van opslag betreft die noodzakelijk zijn ter rea-
lisering van het ingevolge de bestemmingen toegelaten gebruik of
die zijn aan te merken als een nornaal bestanddeel van dat toegela-
ten gebruik ofwel indien het de plaatsing van éën caravan betreft
op de bij een woning behorende grond, mits niet in de voortuin.
3. Indien strikte toepassing van het verbod, vervat in lid 1, leidt
tot niet door dringende redenen te rechtvaardigen beperkingen van
het meest doelmatige gebruik, verlenen burgemeester en wethouders
vrijsteliing van dat verbod.
4. Een dringende reden, die een beperking van het meest doelmatige ge-
bruik rechtvaardigt, is aanwezig indien door het voorgenomen andere
gebruik - geiet op de ligging van de grond of het bouwwerk - het
gebruik van gronden en bouwwerken in de omgeving in ernstige mate
zal worden verstoord, dan wel anderszins op de gebruikswaarde van
deze gronden en bouvjwerken in ernstige rnate inbreuk zal worden ge-
maakt en niet door het stellen van voorwaarden of op andere wijze
zodanige sto'ornis of inbreuk zai zijn te voorkonen.
5. Een vrijstelling als bedoeld in lid 3 wordt niet verleend, dan na-
dat de Raadscommissie voor openbare werken en de Raadscommissie
voor de volkshuisvesting, de ruimtelijke ordening er. de recreatie
zijn gehoord en dan nadat belanghebbenden gedurende 14 dagen gelegen-
heid is geboden om tegen het voorgenomen andere gebruik bezwaren in
te dienen. Van het voorgenoraen andere gebruik en de mogelijkheid
voor belanghebbenden daartegen bezwaren in te dienen geven burge-
meester en wethouders kennis aan de eigenaren en gebruikers van de
aangrenzende gronden en gebouwen en openbare kennis in een of meer
dag- of nieuwsbladen die in de gemeente worden verspreid. In deze
bepalingen wordt onder belanghebbende verstaan een ieder die per-
soonlijk belang neeft bij de voorgenomen verandering van het ge-
bruik.
-10-