58
23 maart 1977
van de relatie methode-uitkomsten van het jaar 1977 voor haar zo ne
□atief is uitgevallen dat het voor haar het einde van deze methodnek
na de begroting 1978 betekent. Dat zou, al zou spreker die konkius e
uiteraard betreuren, in ieder geval een moment-keuze zijn waarop wij
zouden kunnen vaststellen dat we een methode werkelijk zijn kans heb-
ben qegeven in het besiuitvormingsproces zijn rol te spelen. SpreKer
staat volstrekt positief tegenover een heroverweging volgend Jaar>
waarbij de commissie voor algemene bestuurszaken, en dan waarschijn-
lijk ook in frekwentere vergadenngen, zal worden îngeschakeld.
Dat de projekterikeuze via deze methode wat eenvoudiger ligt is
daad ook door de omvang van de projekten bepaald denkbaar.
Het sûiit süreker dat het coliege înzake de formulenng van de heer
Jager namens zijn fraktie inzake de hehândeling _in de ~|Sies voor-
af niet schrifteliik heeft gereageerd, doch hij merkt op dat de com
missie voor aigemene bestuurszaken tenminste twee vergadenngen na jum
1976 heeft gewijd aan de integrale beleidsplanmng.
Ten aanzien van de behandeling in de commissies heeft spreker wel zor-
gen of dat voor half april kan worden gerealiseerd, maar dat zou moe-
ten worden bezien. Een informele raadsvergadering zou meer in de lijn
van ons oorspronkelijk standpunt liggen, hoewel daarvoor natuurnjk
een gelijksoortig bezwaar in de tijd zou gelden.
Spreker merkt op dat de heer Jager in zijn brief van 10 juni iy/o,
bij zijn pleidooi de projektenlijsten te laten behandelen in de raads-
commissies, heeft geschreven:"zodat daar zonder dat vanzeifsprekend nu
reeds in details getreden moet worden, een gedachtenwisseling tussen
college en zijn adviseurs enerzijds en de leden van de raad anderzijds
over de achtergronden van de voorgestelde projekten kan plaats vinden.
Ook voor de onderlinge uitwisseling van de standpunten van raadsleden
lijkt een commissiebehandeling nuttig". Spreker gelooft dat men uit
deze alinea kan opmaken dat hier een accentverschi1 ligt, dat het col-
lege mêt de heer Jager juist dat overleg met de leden van de raad, en
ook het standpunt van de leden van de raad, zo beiangrijk vindt in een
konfrontatie niet via de commissies, maar met een informele oi formele
raadsvergadering. Dat is dus het uitgangspunt geweest dat het college
gebracht heeft tot zijn standpunt inzake behandeling in de commissies.
Men weet hoe het met de commissie voor het onderwijs is gegaan, hetgeen
het college juist een voorbeeld vindt om het niet voor alle commissies
als een begerenswaardig precedent in te schakelen. Spreker begrijpt dat
de heer Jager, juist ook door zijn opstelling in juni 1976, stelt dat
hij de commissies dan eigenlijk op een ander moment ingeschakeld had
willen zien. Spreker acht het duidelijk dat als de meerderheid van de
raad vindt dat de commissies wel of eerder of meer dan bijvoorbeeld
een informele raad of een formele raad hierover zouden moeten beraad-
slagen, het college daar dan de mogelijkheden voor zal moeten schep-
penmaar wat de termij'n betreft geeft dat zorgen. Het college zal zich
dan op zeer korte termijn hierover moeten beraden.
Spreker vraagt of de raad bereid is de methodiek die we gevolgd hebben
om zover te komen, een kans te geven in het evaluatieproces voor het
jaar 1977, uiteraard in de aanloop tot het begrotingsjaar 1978, waarbij
deze een toch wel iets andere rol speelt dan we ons aanvankelijk hadden
voorgesteld, omdat daar zonder meer de weg zou zijn voortgezet in de
richting van de projekten. De heer Schlatmann heeft gesproken over de
ontkoppeling van de projekten omdat hij beide konklusies wil open houden